In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 31 maart 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd gekregen voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht op 13 augustus 2013 te Nijmegen. De betrokkene stelde dat hij het verkeerslicht op oranje zag springen en niet meer tijdig kon stoppen voor de eerste stopstreep, waarna hij doorreed. Hij voerde aan dat er een tweede stopstreep was die aan zijn zicht was onttrokken door een voorligger, en dat de detectielussen niet correct waren geplaatst.
Het gerechtshof oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij de betrokkene specifieke feiten aanvoert die aan de juistheid van deze verklaring twijfelen. De betrokkene erkende dat hij het verkeerslicht op rood passeerde, wat betekent dat de gedraging is verricht. Het hof benadrukte dat de verplichting om te stoppen voor een rood verkeerslicht niet vervalt, ook niet als het verkeerslicht pas na het passeren van de stopstreep op rood springt. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het verweer van de betrokkene ongegrond.