Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.familie [de pleegouders1] ,
1.Het geding in eerste aanleg
3.De vaststaande feiten
.
4.De omvang van het geschil
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, heeft het eenhoofdig gezag over beide kinderen. De rechtbank had op 22 december 2016 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd en de GI gemachtigd om [de minderjarige1] uit huis te plaatsen. De moeder verzocht de beschikking te vernietigen, maar het hof oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige2], die naast een ontwikkelingsstoornis ook te maken heeft met psychosomatische klachten. De moeder werd als verontrustend ervaren in haar omgang met de ziekte van haar kinderen, waarbij zij overmatig aandacht vroeg voor hun klachten. Het hof concludeerde dat de invloed van de moeder op de kinderen schadelijk was voor hun ontwikkeling en dat er een negatieve spiraal was ontstaan. De moeder had niet voldoende inzicht in haar eigen rol en de gevolgen van haar gedrag op de kinderen.
De beslissing van het hof om de eerdere beschikking te bekrachtigen, was gebaseerd op de noodzaak om de kinderen te beschermen tegen de onveilige thuissituatie en de schadelijke invloed van de moeder. Het hof oordeelde dat de uithuisplaatsing van beide kinderen noodzakelijk was voor hun welzijn en ontwikkeling, en dat er geen aanleiding was om de beslissing aan te houden in afwachting van verdere rapportages.