Uitspraak
[appellante],
de VvE,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
grief Idie ook slaagt.
“In de kelder zijn de bergingen voor de etagevilla's en de algemene ruimtes ondergebracht."(verkoopbrochure pagina 3)
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grief Iricht zich tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank, daar waar de rechtbank heeft vastgesteld dat de omstreden ruimte als gemeenschappelijke ruimte is ingericht. Deze grief is bij het vaststellen van de feiten door het hof beoordeeld (rov. 2.1). Met
grief II en IIIkomt [appellante] op tegen het oordeel van de rechtbank – kort gezegd – dat [appellante] van de VvE niet kan eisen dat zij handhavend optreedt tegen het huidige gemeenschappelijke gebruik van de omstreden ruimte en dat het [appellante] niet vrij staat om daarin zes bergingen te realiseren.
Grief IVricht zich tegen de afwijzing door de rechtbank van de verklaring voor recht dat de besluiten van 10 juni 2014 en 25 augustus 2014 nietig zijn.
Grief V, richt zich tegen de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde schadevergoeding, op te maken bij staat. De laatste grief,
grief VI, richt zich tegen de proceskostenveroordeling.
grieven II en III.
de grieven II en IIIdoel treffen. Het staat [appellante] als juridisch eigenaresse van de appartementsrechten 16 tot en met 21 vrij om de bergingen te realiseren. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht op dit punt zal worden toegewezen. In het verlengde hiervan zal ook de vordering tot veroordeling van de VvE om handhavend op te treden worden toegewezen. [appellante] vordert de oplegging van een dwangsom ter versterking van dit gebod. De rechter heeft bij het opleggen van een dwangsom, zowel ten aanzien van het opleggen van de dwangsom als ten aanzien van de vaststelling van het bedrag van de dwangsom, een discretionaire bevoegdheid. Dit komt tot uitdrukking in het woord “kan” in artikel 611a Rv. In het onderhavige geval ziet het hof geen noodzaak een dwangsom op te leggen, nu uit niets is gebleken dat de VvE niet aan de op te leggen veroordeling zal voldoen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
grief IVslaagt in het licht van het voorgaande. De gevorderde verklaring voor recht dat de besluiten van de algemene ledenvergadering van de VvE van 10 juni 2014 en 25 augustus 2014 nietig zijn, zal eveneens worden toegewezen. Het staat [appellante] als eigenaresse in beginsel vrij de appartementsrechten te gebruiken en derden mogen haar niet storen in het genot daarvan en dienen zich te onthouden van bemoeienis daarmee. Vast is komen te staan dat er geen sprake is van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan [appellante] in haar eigendomsrechten zou kunnen worden beperkt (rov. 4.09). Gelet hierop is het besluit van de algemene ledenvergadering van de VvE [appellante] te verbieden om in de omstreden ruimte kelderboxen te plaatsen, nietig op grond van artikel 2:14 BW.
grief Vkomt [appellante] op tegen de afwijzing door de rechtbank van de door haar gevorderde schadevergoeding. Deze grief faalt. Niet alleen heeft [appellante] niet gesteld wat de grondslag is van de schadevergoedingsplicht van de VvE, maar ook heeft [appellante] in het geheel niets gesteld over de schade zelf. Verwijzing naar de schadestaatprocedure kan slechts plaatsvinden indien de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk is.
5.De slotsom
€ 904,-(2 punten x tarief II € 452,-)
€ 1.788,-(2 punten x tarief II € 894,-)