ECLI:NL:GHARL:2017:465

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
21-005500-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens doodslag met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor doodslag op zijn moeder, waarbij hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar werd bevonden. De feiten vonden plaats in de periode van 1 tot en met 2 mei 2014, toen de verdachte, in vereniging met anderen, opzettelijk zijn moeder met een mes heeft verwond, wat leidde tot haar overlijden. Het hof heeft eerder in een tussenarrest op 3 november 2016 al beslissingen genomen over de bewijsvragen en de strafoplegging, maar heeft het onderzoek heropend voor een reclasseringsrapport ter voorbereiding van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.

De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie jaren geëist, evenals terbeschikkingstelling met verpleging. De verdediging pleitte voor een gevangenisstraf van drie jaren, maar met voorwaarden voor de terbeschikkingstelling. Het hof oordeelde dat de verdachte door zijn psychische toestand, waaronder een schizofrene stoornis, sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Het hof heeft de eerdere beslissingen bevestigd en het vonnis van de rechtbank vernietigd, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft opgelegd. De voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij de reclassering, behandeling in een forensische psychiatrische kliniek en het naleven van gedragsregels.

Het hof heeft de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf en de maatregel. De uitspraak benadrukt de impact van het delict op de samenleving en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005500-15
Uitspraak d.d.: 26 januari 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 15 september 2015 met parketnummer 05-880353-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 oktober 2016 en 12 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ten aanzien van het hem subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van drie jaren. Voorts vordert de advocaat-generaal de terbeschikkingstelling van verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.M.J. Nuijten, naar voren is gebracht.
Het hof heeft bij tussenarrest van 3 november 2016 reeds beslist op de bewijsvragen en het heeft ten aanzien van de strafoplegging een en ander overwogen. In het onderhavige eindarrest worden de eerdere beslissingen van het hof gehandhaafd.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 2 mei 2014 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] met een mes, althans met enig scherp voorwerp, hebben/heeft gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 2 mei 2014 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, althans met enig scherp voorwerp, hebben/heeft gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, en evenals de rechtbank, van oordeel, dat er in onderhavige zaak niet kan worden gesproken van voorbedachten rade.

Bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit tussenarrest zullen worden opgenomen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiairhij inof omstreeksde periode van 1 tot en met 2 mei 2014 te [plaats] ,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachteen/of verdachtes mededader(s)opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, althans met enig scherp voorwerp,hebben/heeft gestokenen/of gesneden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Het verweer dat verdachte ontoerekeningsvatbaar zou zijn is in hoger beroep niet gehandhaafd. Voor ontoerekeningsvatbaarheid ziet het hof, net als de rechtbank, in het dossier onvoldoende houvast. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het hem subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en dat hem de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich neergelegd bij de gevangenisstraf van drie jaren, zoals deze is opgelegd door de rechtbank, maar heeft oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden bepleit en is het niet eens met de oplegging van terbeschikkingstelling met verpleging, zoals opgelegd door de rechtbank.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft zijn moeder op een gewelddadige wijze om het leven gebracht. Hij heeft daarmee een einde gemaakt aan haar leven en heeft daardoor onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Doodslag is een van de ernstigste delicten in ons rechtsstelsel. Het is een delict dat de rechtsorde in het algemeen schokt en tevens gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg brengt.
Omtrent verdachte is door de deskundigen prof. dr. J.W. Hummelen, psychiater, en drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, op 16 december 2014 verslag van een multidisciplinair onderzoek uitgebracht en op 2 mei 2016 verslag van een aanvullend multidisciplinair onderzoek. Uit het rapport van 16 december 2014 blijkt -kort gezegd- het volgende. Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een schizofrene stoornis van het paranoïde type en er is sprake van afhankelijkheid van cannabis.
In de maanden voorafgaand aan het ten laste gelegde steeg de spanning bij verdachte fors en was de realiteitstoetsing bij verdachte ernstig verstoord. In de maanden voor het ten laste gelegde nam de druk op hem toe door de dreiging dat hij het huis uitgezet zou worden. Hij was hierdoor voortdurend angstig.
Aannemelijk is dat verdachte zeer ernstig ontregeld was ten tijde van het hem ten laste gelegde door de combinatie van situatieve druk (de door hem ervaren afwijzing van zijn moeder en de dreiging dat hij op straat kwam te staan), met de ernstige stoornissen van de psychische functies op basis van de schizofrene stoornis in de zin van een gestoorde realiteitstoetsing, en daarmee samenhangend een hoog angstniveau en een vertraagde informatieverwerkingssnelheid. Deze combinatie van factoren leidde er toe dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zeer sterk in zijn handelen werd beïnvloed.
De deskundigen adviseren verdachte tenminste sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten. In het rapport van 2 mei 2016 blijven de deskundigen bij het door hen gestelde met betrekking tot de doorwerking van de stoornis op het ten laste gelegde en tevens bij het eerder gegeven advies over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Uit het rapport van 16 december 2014 blijkt -kort gezegd- het volgende met betrekking tot de benodigde behandeling van verdachte. Zonder behandeling zal verdachte naar verwachting paranoïde psychotisch blijven, terugvallen in drugsgebruik waardoor de realiteitstoetsing verder verslechtert en zal hij zich in maatschappelijk opzicht niet kunnen handhaven. De deskundigen adviseren behandeling van zowel de psychotische symptomatologie als de verslavingsproblematiek. Een dergelijke behandeling zal in eerste instantie in een sterk gestructureerd behandelmilieu plaats dienen te vinden teneinde voldoende behandeldruk bij verdachte te kunnen leggen. Geadviseerd wordt een klinische behandeling in een forensische psychiatrische kliniek, waarbij naast de behandeling van psychotische symptomen, ook de verslavingsproblematiek wordt behandeld en een resocialisatietraject wordt vorm gegeven. Uiteindelijk is een plaatsing in een beschermde woonvorm geïndiceerd.
Geadviseerd wordt deze behandeling vorm te geven in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
In het rapport van 2 mei 2016 wordt niet afgeweken van dit advies. De deskundigen geven aan dat -naar hun inschatting- verdachte bereid is en blijft om de antipsychotische medicatie te gebruiken, zolang er een stok achter de deur aanwezig blijft (in de vorm van gestelde voorwaarden). Bij het doorlopen van het door de deskundigen voorgestelde traject wordt door hen het risico op het opeens doorbreken van een psychose met een daaraan verbonden recidiverisico van een agressief delict als laag ingeschat.
Het hof is het eens met de bevindingen en conclusies van de deskundigen, voor zover die zien op de geconstateerde stoornissen en de wijze waarop verdachte mede onder invloed daarvan tot zijn delict is gekomen. Het hof maakt deze tot de zijne en acht verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezen verklaarde.
Het hof is van oordeel dat aan verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd van hierna te noemen duur..
Tevens stelt het hof vast dat het bewezen verklaarde een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht, waardoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Het bewezenverklaarde betreft een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een ander als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden welke vorm van terbeschikkingstelling opgelegd dient te worden: terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege of terbeschikkingstelling met de oplegging van voorwaarden.
Bevel tot verpleging van overheidswege of voorwaarden
Het hof heeft het onderzoek bij tussenarrest van 3 november 2016 heropend en bevolen dat een geactualiseerd reclasseringsrapport ‘voorbereiding terbeschikkingstelling met voorwaarden’ zou worden opgemaakt, waaruit moest blijken wat de mogelijkheden zijn voor verdachte met betrekking tot een opname in een kliniek -met name waar en wanneer hij zou kunnen worden opgenomen- en wat de daarbij te stellen voorwaarden zouden moeten zijn.
De reclassering heeft op 3 januari 2017 aanvullend gerapporteerd. De reclassering heeft uit de rapportages van de pro justitia adviseurs begrepen dat een langdurige intensieve behandeling, waaronder medicatiebehandeling, binnen een maatregel TBS met voorwaarden is geïndiceerd. De reclassering schat het recidiverisico vooralsnog hoog gemiddeld in. Door de huidige kaders in detentie en door het feit dat verdachte zijn medicatie inneemt, wordt dit risico verminderd. De reclassering wijst erop dat verdachte voorafgaand aan zijn detentie onvoldoende motivatie heeft laten zien om enige behandeling en/of begeleiding tot een positief resultaat te brengen. Externe sturing, begeleiding en motivering vanuit een gestructureerde omgeving is volgens de reclassering geïndiceerd en zal de kans op onttrekking aan de voorwaarden, welke kans vooralsnog als hoog wordt ingeschat, kunnen verminderen.
Verdachte is door IFZ geïndiceerd voor een klinische opname binnen [instelling] . Daar zou hij per 16 januari 2017 kunnen worden geplaatst.
De reclassering komt tot de conclusie dat het technisch uitvoerbaar is om de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. In samenspraak met verdachte is de reclassering in staat geweest voorwaarden te formuleren waaronder een eventuele TBS met voorwaarden plaats zou kunnen vinden.
Het hof sluit zich, in weerwil van de vordering van de advocaat-generaal, aan bij de conclusies van de gedragskundigen en de reclassering. Ter bescherming van de veiligheid van anderen zal het hof voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde, zoals die hieronder in het dictum worden weergegeven. Verdachte heeft zich bereid verklaard deze voorwaarden na te leven.
Voorts zal het hof bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gevangenisstraf
Gelet op al wat in het voorgaande is overwogen omtrent de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, is het hof van oordeel dat, naast de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 27, 37a, 38, 38a en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoel in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
verdachte is verplicht om zich te laten opnemen in de [instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, dan wel zijn opname aldaar te laten voortduren, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
verdachte is verplicht om zich, in het kader van zijn resocialisatie, te laten behandelen bij een nog nader te bepalen instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
verdachte is verplicht om, in het kader van zijn resocialisatie, gedurende de periode van de maatregel, bij een nog te indiceren (24-uurs) begeleide c.q. beschermde woonvoorziening of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ en/of de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verdachte zal zich niet schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten;
verdachte wordt verboden om middelen (alcohol en drugs) te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verdachte zal volledige medewerking verlenen aan alcohol- en drugscontroles middels urinecontroles en blaastesten en indien de reclassering dit nodig acht aan andere passende interventies;
verdachte zal, indien het Openbaar Ministerie, de reclassering en de behandelaars dit noodzakelijk achten, zich laten opnemen binnen een forensische psychiatrisch centrum en/of kliniek, in het kader van een time-out, maximaal voor de duur van zeven weken. Deze opname in het kader van time-out kan eenmalig verlengd worden voor de duur van zeven weken. In overleg met behandelaars zal worden bepaald wanneer de terbeschikkingstelling met voorwaarden, eventueel met een aanpassing, hervat kan worden;
verdachte is verplicht de voorgeschreven medicatie in te nemen;
verdachte is verplicht mee te werken aan het resocialisatietraject, neemt actief deel aan dagbesteding, onttrekt zich niet aan behandeling en begeleiding, houdt zich aan afspraken en geeft openheid van zaken;
verdachte is verplicht om zich bereikbaar te houden. Indien hij niet in de gelegenheid is om zijn telefoon op te nemen, dient hij binnen 24 uur contact terug op te nemen met de reclassering;
verdachte zal niet verhuizen en/of elders zal gaan verblijven zonder overleg en uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en/of behandelaar;
verdachte zal zich begeleidbaar en bemiddelbaar opstellen, zal zich houden aan afspraken en zal zich gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door de reclassering;
ten behoeve van de uitvoering van het toezicht zal verdachte:
 halfjaarlijks een recente pasfoto aan de reclassering overhandigen of meewerken aan het maken van een foto door de reclassering;
 zorgen voor een ziektekostenverzekering;
 geautoriseerd zijn om 24/7 de bereikbaarheidsdienst te bellen voor de duur van zijn maatregel;
 meewerken aan het invullen van lijsten van de (Landelijke Eenheid van de) politie, die indien nodig gebruikt kunnen worden voor opsporingsdoeleinden, ingeval van onttrekking aan voorwaarden;
15. verdachte is verplicht zich gedurende door de reclassering te bepalen perioden te melden bij Reclassering Nederland, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. R. van den Heuvel en mr. A. van Maanen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier,
en op 26 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.