Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.WS B.V., voorheen Waterhuizen B.V.,2. WSY B.V., voorheen Groningen Shipyard B.V.,
appellanten,
WSY c.s., en afzonderlijk:
WSdan wel
Waterhuizen, respectievelijk
WSYdan wel
Groningen Shipyard,
FNV,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de uitlating van WSY c.s. d.d. 17 februari 2017 dat zij afziet van enquête,
2.De nadere beoordeling van de grieven en de vordering
Het hof heeft in het tussenarrest van 1 november 2016 beslist dat de grieven I en III falen. Nu ook grief II niet slaagt, ligt daarin de verwerping van grief IV besloten. In aanvulling daarop overweegt het hof dat de Roemeense arbeidskrachten formeel weliswaar alleen in dienst waren bij WSY, maar dat gelet op de nauwe samenwerking tussen WSY en WS de FNV er een gerechtvaardigd belang bij heeft dat het verbod zich ook uitstrekt tot WS.
Grief IV wordt derhalve in zijn geheel verworpen.
grief Vkomen WSY c.s. op tegen de veroordeling om aan FNV een schadevergoeding te betalen van € 40.000,-.
FME-CWM is partij bij de cao Metalektro en WSY is (ook) als lid van FME-CWM aan de CAO gebonden. Doordat WSY de CAO niet heeft nageleefd is zij derhalve gehouden tot vergoeding aan de FNV van de schade die FNV daardoor heeft geleden.
WS is geen lid (geweest) van FME-CWM en zij heeft ook geen dienstverbanden gehad met de Roemeense arbeidskrachten. FNV heeft verder onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om WS in deze te vereenzelvigen met WSY. Het hof verwijst in dat verband naar hetgeen in het tussenarrest is overwogen in rechtsoverweging 4.4 laatste zin. De feiten en omstandigheden die zien op de verwevenheid tussen WS en WSY (zie het tussenarrest
r.o. 2.2 en 4.4) zijn zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn aangevoerd, niet van dien aard dat kan worden gezegd dat WSY c.s. misbruik hebben gemaakt van hun identiteitsverschil om ontduiking van de CAO te bewerkstelligen en/of mogelijk te maken en/of om verhaal door FNV van haar schade te frustreren, en wel op een zodanig wijze dat vereenzelviging –het volledig wegdenken van het identiteitsverschil- de meest aangewezen vorm van redres is.
rief VII, waarin zij zich erover beklagen dat zij in eerste aanleg niet in de gelegenheid zijn gesteld bewijs te leveren van hun stelling dat wel sprake was van overeenkomsten van aanneming van werk. In hoger beroep zijn WSY c.s. immers alsnog in de gelegenheid gesteld dat bewijs te leveren (welke gelegenheid zij vervolgens echter onbenut hebben gelaten).