ECLI:NL:GHARL:2017:4623

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
200.202.964
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige, [kind], van de moeder naar [land 2]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Imdahl, verzocht het hof om toestemming om met [kind] te verhuizen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. T.M. Coppes, zich hiertegen verzette. Het huwelijk van partijen was op 21 oktober 2016 ontbonden en zij waren gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind]. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de moeder zich met [kind] niet verder dan 20 kilometer van de vader mocht vestigen. De moeder stelde dat zij in [land 2] betere kansen had op werk en een zelfstandig leven, terwijl de vader betoogde dat een verhuizing zijn zorgregeling zou beperken en de betrokkenheid bij het leven van [kind] zou verminderen. Het hof overwoog dat de belangen van het kind voorop staan en dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was. Het hof concludeerde dat de huidige zorgregeling goed functioneerde en dat de verhuizing naar [land 2] niet in het belang van [kind] zou zijn. De grieven van de moeder werden afgewezen en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.202.964
(zaaknummer rechtbank Gelderland 301328)
beschikking van 1 juni 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Imdahl te Dordrecht,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout, gemeente Bloemendaal.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 juni 2016 en 9 augustus 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 26, ingekomen op 8 november 2016;
- het verweerschrift met producties A tot en met S;
- een journaalbericht van mr. Coppes van 30 maart 2017 met producties B, E, F, N en S;
- een journaalbericht van mr. Coppes met producties T tot en met Z;
- een journaalbericht van mr. Imdahl van 30 maart 2017 met producties 27 tot en met 39;
- een journaalbericht van mr. Coppes van 2 april 2017 met producties AA tot en met AG.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2017 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker raad] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1.
Het huwelijk van partijen is op 21 oktober 2016 ontbonden door echtscheiding.
3.2.
Partijen zijn de ouders van [kind] , geboren op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] , verder te noemen: [kind] . Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind] .
3.3.
Bij (echtscheidings)beschikking van 15 juni 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, voor zover hier van belang, bepaald dat [kind] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben en is er een tijdelijke zorgregeling met de vader vastgesteld. Iedere verdere beslissing over de zorgregeling is aangehouden. Bij beschikking van 21 december 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een raadsonderzoek gelast en, uitvoerbaar bij voorraad, een tijdelijke zorgregeling vastgesteld inhoudende dat [kind] wekelijks bij de vader verblijft van donderdag 17.00 uur tot zondag 18.00 uur. De beslissing over de zorgregeling is pro forma aangehouden.
3.4.
De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft bij beschikking van 28 juni 2016, uitvoerbaar bij voorraad, de vader vervangende toestemming verleend om met [kind] op vakantie te gaan naar [land 1] in de zomer van 2016. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat [kind] tijdens deze vakantieperiode ten minste twee keer videocontact zal hebben met de moeder. De beslissing betrekking hebbende op de verhuizing van de moeder, alsmede de beslissing over de proceskosten is pro forma aangehouden. Het meer of anders verzochte is afgewezen, voor zover de behandeling van de zaak daarvan niet is aangehouden.
3.5.
Bij beschikking van 9 augustus 2016 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, het verzoek van de moeder met betrekking tot de vervangende toestemming voor een verhuizing naar [land 2] afgewezen en bepaald dat de moeder zich met [kind] in Nederland dient te vestigen op een afstand van niet meer dan hemelsbreed 20 kilometer dan wel 20 minuten rijden (met de auto) van de woning van de vader in [woonplaats verweerder] . De rechtbank heeft de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Tussen partijen is in geschil de vervangende toestemming aan de vrouw om met [kind] naar [land 2] te mogen verhuizen.
4.2.
De moeder is met negen grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 augustus 2016. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
I. primair te bepalen dat de moeder en [kind] per direct naar [plaats 1] , mogen verhuizen c.q. emigreren en tevens vervangende toestemming te verlenen opdat [kind] per direct de peuterspeelzaal [peuterspeelzaal] mag bezoeken;
II. subsidiair te bepalen dat de moeder en [kind] per direct naar [plaats 2] , mogen verhuizen c.q. emigreren;
III. meest subsidiair, mocht het hof van oordeel zijn niet over voldoende informatie te beschikken omtrent de belangen en de ontwikkeling van [kind] , een en ander door een gecertificeerde instelling te laten beoordelen;
IV. voor het geval het hof een verhuizing/emigratie mocht toestaan, een tijdelijke zorgregeling te bepalen, in afwachting van de eindbeschikking van de rechtbank Noord-Holland, in die zin dat [kind] om het weekend van woensdagavond tot en met zondagavond bij de vader verblijft, waarbij de vader [kind] op woensdag bij de moeder ophaalt en de moeder [kind] op zondag bij de vader ophaalt en partijen alle vakantie- en feestdagen bij helfte verdelen en [kind] op Vaderdag bij de vader verblijft;
V. de kosten in deze procedure te compenseren.
4.3.
De vader voert gemotiveerd verweer en verzoekt het hof het beroep van de moeder af te wijzen met veroordeling van de moeder in de kosten van dit geding.
4.4.
Het hof zal de grieven van de moeder gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3.
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de
verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in
een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de
verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is
in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4.
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5.
De moeder stelt dat haar belang bij een verhuizing naar [land 2] hoofdzakelijk is gelegen in het feit dat zij in [land 2] de mogelijkheid heeft een zelfstandig leven op te bouwen, terwijl dit voor haar in Nederland vrijwel onmogelijk is. De moeder is onbekend met de Nederlandse cultuur en tradities en zij spreekt slechts oppervlakkig Nederlands. Hierdoor lukt het haar niet om in Nederland een baan (op niveau) te vinden, terwijl zij in [land 2] meerdere aanbiedingen van banen heeft gehad. In het verleden heeft de moeder altijd een goed betaalde baan in [land 2] gehad. Daarnaast heeft de moeder haar sociale netwerk in [land 2] . De moeder verblijft thans in een vakantiewoning. Dit is echter een tijdelijke oplossing en zij mag zich hier niet permanent vestigen. In [land 2] heeft de moeder de mogelijkheid om in [plaats 1] of in [plaats 2] woonruimte (al dan niet bij haar moeder) te betrekken. De moeder kan [kind] in [land 2] een beter (financieel) bestaan bieden. Een verhuizing zal voor [kind] geen (grote) nadelige gevolgen hebben. Zo zal hij niet met een extra taal en cultuur geconfronteerd worden en kan de huidige zorgregeling worden voortgezet tot hij in [land 2] naar school moet in augustus 2018. Daarna zal [kind] van vrijdag uit school tot zondagavond bij de vader kunnen verblijven, alsmede eenmaal per veertien dagen op woensdag en een groot deel van de vakanties en feestdagen. Daarbij komt dat de reisafstand vanaf de vader naar [plaats 2] of [plaats 1] te overzien is. De moeder heeft [kind] bij verschillende scholen in Nederland en [land 2] ingeschreven. Partijen hebben afgesproken om [kind] , in afwachting van de beslissing van het hof, pas na de zomervakantie naar school dan wel [peuterspeelzaal] te laten gaan.
5.6.
De vader voert aan dat hij een ruime zorgregeling met [kind] heeft en zelfs streeft naar een co-ouderschapsregeling. Een verhuizing naar [land 2] zal voor hem een inperking van de zorgregeling en hoge reiskosten tot gevolg hebben. Door de grote afstand zal het voor de vader vrijwel onmogelijk worden om (doordeweeks) betrokken te zijn bij school en bij het sociale leven van [kind] . Hiermee is het belang van [kind] niet gediend. De vader vreest dat zijn rol in het leven van [kind] uiteindelijk tot een minimum zal worden beperkt, gezien de houding van de moeder in het verleden. Zo is de moeder eerder zonder toestemming met [kind] naar [land 2] vertrokken als gevolg waarvan de vader een teruggeleidingsprocedure heeft moeten starten, heeft zij die periode niet tot nauwelijks contact met [kind] toegestaan en laat zij nu na de vader te betrekken bij belangrijke beslissingen die genomen moeten worden (schoolkeuze). De moeder heeft zich nooit ingespannen voor een goede integratie in de Nederlandse samenleving. Dit kan echter geen reden zijn om de moeder vervangende toestemming te verlenen om naar [land 2] te verhuizen. Van de moeder mag in het belang van [kind] een actieve(re) houding worden verwacht. De vader is van mening dat de moeder voldoende mogelijkheden heeft om een goed bestaan in de woonomgeving van de vader in Nederland op te bouwen. De vader woont in de grensstreek en het is voor de moeder goed mogelijk om in deze omgeving of net over de grens in [land 2] een baan te vinden. Uit de door de moeder overgelegde producties blijkt niet dat de moeder geprobeerd heeft in de grensstreek een baan of een woning te vinden. Overigens blijkt uit de door de moeder overgelegde contracten niet van een baan met enige garantie. De vader acht het in het belang van [kind] dat de ouders dicht bij elkaar wonen, zodat de ouders de zorg gelijkwaardig kunnen delen.
5.7.
De raad geeft aan dat een raadsonderzoek tot de mogelijkheden behoort, maar merkt daarbij op dat dit voor de ouders een voortzetting van de huidige situatie tot gevolg zal hebben. De ouders zullen zich in dat geval vasthouden aan hun standpunten, waardoor er niet gewerkt kan worden aan oplossingen. Het is in het belang van [kind] dat er duidelijkheid komt en een beslissing wordt genomen. In het kader van de echtscheidingsprocedure met nevenvoorzieningen is de beslissing over de definitieve zorgregeling aangehouden en is al een raadsonderzoek gelast. Dit onderzoek in ogenschouw nemend, adviseert de raad geen wijziging in de huidige situatie aan te brengen. Een verhuizing leidt tot een grotere afstand met de vader, waardoor de vader een kleinere rol zal krijgen. Partijen dienen hun verantwoordelijkheid te nemen en ervoor te zorgen dat [kind] met beide ouders kan opgroeien.
5.8.
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten.
5.9.
Het hof is van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [kind] naar [land 2] te verhuizen en hem aldaar op een [peuterspeelzaal] in te schrijven dient te worden afgewezen en dat de bestreden beschikking daarom dient te worden bekrachtigd. Het hof neemt daarbij de overwegingen van de rechtbank over en maakt deze, na eigen onderzoek, tot de zijne. Het hof voegt hieraan nog het volgende toe. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder de noodzaak om te verhuizen naar [land 2] niet aangetoond en is ook niet van andere feiten en omstandigheden gebleken die tot het verlenen van de vervangende toestemming zouden moeten leiden. Niet gebleken is dat de moeder heeft overwogen en onderzocht of zij met [kind] in de grensstreek in de woonomgeving van de vader zou kunnen wonen en werken, waarbij het voor de moeder mogelijk is om in Nederland te wonen en in [land 2] te werken. Niet gebleken is derhalve dat het opbouwen van een toekomst van de moeder met [kind] uitsluitend in [land 2] mogelijk is. Hetgeen de moeder heeft aangevoerd met betrekking tot het niet kunnen aarden in Nederland en – naar het hof begrijpt – de mogelijke weerslag daarvan op [kind] , levert naar het oordeel van het hof evenmin een noodzaak op tot verhuizing van de moeder en [kind] naar [land 2] . Niet is gebleken dat de mentale toestand van de moeder een dusdanige invloed heeft op [kind] dat hij daarvan hinder ondervindt. Hoewel de moeder ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat wat haar betreft de zorgregeling met de vader (in ieder geval voorlopig) ongewijzigd kan blijven acht het hof aannemelijk dat een verhuizing naar [land 2] tot gevolg zal hebben dat de huidige zorgregeling van de vader met [kind] niet gecontinueerd kan worden. [kind] verblijft op dit moment wekelijks van donderdag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de vader. Vanaf het moment dat [kind] in [land 2] naar school zal gaan zullen de doordeweekse contacten komen te vervallen. Daarbij komt dat de moeder, ondanks haar ingenomen standpunt, haar verzoek tot inperking van de zorgregeling ongewijzigd heeft gelaten. De huidige ruime zorgregeling verloopt echter goed en de vader heeft verklaard dat hij doordeweeks contact met [kind] en in de toekomst het contact met school en betrokkenheid bij de sociale naschoolse activiteiten van [kind] belangrijk vindt. Een verhuizing naar [land 2] zal grote gevolgen hebben voor [kind] en voor de vader. Daarbij speelt ook de taal een rol, in die zin dat [kind] zijn leven in [land 2] zal opbouwen en slechts beperkt, in de weekenden, contact zal hebben met de vader en daarmee met de Nederlandse taal. Het hof is van oordeel dat een verhuizing van [kind] naar [land 2] niet in zijn belang moet worden geacht en dat bij gebreke van een gebleken noodzaak tot verhuizing en na afweging van de belangen van de moeder bij verhuizing en de belangen van [kind] , het belang van de moeder voor het belang van [kind] moet wijken.
5.10.
De moeder heeft voorts een grief geformuleerd (grief V) tegen de beslissing van de rechtbank dat de moeder zich met [kind] in Nederland dient te vestigen op een afstand van niet meer dan hemelsbreed twintig kilometer dan wel twintig minuten rijden (met de auto) van de woning van de vader in [woonplaats verweerder] . Volgens haar ontbreekt de grondslag om tot deze beslissing te komen en is een dergelijke beperking onaanvaardbaar. Het hof overweegt dat de grondslag voor een dergelijke beperking gelegen is in artikel 1:253a BW, aangezien beide ouders belast zijn met het gezag over [kind] en zij het niet eens kunnen worden over zijn toekomstige woonplaats. Gelet op het door de vader daartoe gedane verzoek, heeft de rechtbank op dit punt een beslissing moeten nemen. Het hof is van oordeel dat de rechtbank, mede gelet op de bestaande ruime zorgregeling en de mogelijkheid om hieraan op een goede wijze uitvoering te geven, terecht tot deze beslissing is gekomen.

6.De slotsom

De grieven van de moeder zijn tevergeefs voorgesteld. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. Het hof ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten (zoals de vader heeft verzocht). Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 augustus 2016;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, A. Smeeïng-van Hees en T. ter Brugge, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 1 juni 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.