ECLI:NL:GHARL:2017:4618

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
WAHV 200.195.380
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • A. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens parkeren op privaat terrein

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2016. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 90,- die was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan als bestuurder van een motorvoertuig. De gedraging vond plaats op 16 augustus 2014 op de Landtong te Amstelveen. De betrokkene voerde aan dat zijn voertuig op een (privaat) schoolplein stond geparkeerd, wat volgens hem niet onder de Wegenverkeerswet 1994 viel. De advocaat-generaal steunde deze stelling en stelde dat de sanctie ten onrechte was opgelegd.

Het hof heeft de foto's die door de betrokkene zijn overgelegd, in aanmerking genomen en vastgesteld dat de parkeerplaats zich op een schoolplein bevond, wat niet als een weg in de zin van de WVW 1994 kan worden beschouwd. Het hof oordeelde dat de sanctie dus niet van toepassing was en vernietigde de beslissing van de kantonrechter. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die op € 54,62 zijn vastgesteld. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard.

Uitspraak

WAHV 200.195.380
1 juni 2017
CJIB 184718266
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 17 mei 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 mei 2017. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. P. Belopavlovic.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “Als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 16 augustus 2014 om 16:55 uur op de Landtong te Amstelveen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert hiertegen aan dat, zoals uit de door de hem overgelegde foto's blijkt, zijn auto op een (privaat) schoolplein stond. De advocaat-generaal is deze mening ook toegedaan en stelt voorts dat dat geen weg is in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), zodat dat het krachtens die wet gestelde voorschrift van artikel 10 van het RVV 1990 toepassing mist en de sanctie dus ten onrechte is opgelegd.
3. De onderhavige gedraging, met feitcode R315b, ziet op een overtreding van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierin is bepaald, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. In geding is ten eerste de vraag of de plaats waar de betrokkene zijn auto had geparkeerd een weg is in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de WVW 1994 en derhalve of de bepalingen bij en krachtens de WVW 1994 -zoals artikel 10 van het RVV 1990- van toepassing zijn.
5. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, WVW 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.
6. Of sprake is van een weg of pad in voormelde zin hangt af van de betekenis die daaraan volgens het taalgebruik toekomt (vlg. het arrest van de Hoge Raad van 28 september 1999, VR 2000, 53).
7. In het dossier bevinden zich een aantal foto's die de betrokkene heeft overgelegd. De advocaat-generaal heeft deze foto's niet weersproken, zodat het hof daar van uit zal gaan. Deze foto's betreffen de plaats waar de betrokkene het voertuig had geparkeerd, namelijk vlak vóór het raam, rechts van de deur, van basisschool "de Horizon" en wel onder de overkapping die boven de deur en het raam is aangebracht. De bestrating van de plek waar het voertuig van de betrokken staat bestaat uit rode en gele stoeptegels, waarin een hinkelbaan is gevormd, en wijkt daarmee af van die van het pad voor de deur.
8. Het hof is, met de betrokkene en de advocaat-generaal, van oordeel dat de plaats waar de auto van de betrokkene stond geen weg is in de zin van de WVW 1994. Het krachtens deze wet gestelde voorschrift van artikel 10 RVV 1990 geldt daar derhalve niet.
9. Het voorgaande brengt mee dat de sanctie ten onrechte is opgelegd.
10. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof zal de van de kantonrechter beslissing dan ook vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen.
11. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter en de zitting in hoger beroep
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 54,62 (€ 4,42 per bus en metro van het adres van de betrokkene naar de rechtbank in Amsterdam v.v. plus € 50,20 per trein van het adres van de betrokkene naar het paleis van justitie in Leeuwarden v.v.).
12. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 11 november 2014, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 184718266 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 54,62, te betalen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.