Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “Als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 16 augustus 2014 om 16:55 uur op de Landtong te Amstelveen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene voert hiertegen aan dat, zoals uit de door de hem overgelegde foto's blijkt, zijn auto op een (privaat) schoolplein stond. De advocaat-generaal is deze mening ook toegedaan en stelt voorts dat dat geen weg is in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), zodat dat het krachtens die wet gestelde voorschrift van artikel 10 van het RVV 1990 toepassing mist en de sanctie dus ten onrechte is opgelegd.
3. De onderhavige gedraging, met feitcode R315b, ziet op een overtreding van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierin is bepaald, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
4. In geding is ten eerste de vraag of de plaats waar de betrokkene zijn auto had geparkeerd een weg is in de zin van artikel 1, aanhef en onder b, van de WVW 1994 en derhalve of de bepalingen bij en krachtens de WVW 1994 -zoals artikel 10 van het RVV 1990- van toepassing zijn.
5. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, WVW 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.
6. Of sprake is van een weg of pad in voormelde zin hangt af van de betekenis die daaraan volgens het taalgebruik toekomt (vlg. het arrest van de Hoge Raad van 28 september 1999, VR 2000, 53).
7. In het dossier bevinden zich een aantal foto's die de betrokkene heeft overgelegd. De advocaat-generaal heeft deze foto's niet weersproken, zodat het hof daar van uit zal gaan. Deze foto's betreffen de plaats waar de betrokkene het voertuig had geparkeerd, namelijk vlak vóór het raam, rechts van de deur, van basisschool "de Horizon" en wel onder de overkapping die boven de deur en het raam is aangebracht. De bestrating van de plek waar het voertuig van de betrokken staat bestaat uit rode en gele stoeptegels, waarin een hinkelbaan is gevormd, en wijkt daarmee af van die van het pad voor de deur.
8. Het hof is, met de betrokkene en de advocaat-generaal, van oordeel dat de plaats waar de auto van de betrokkene stond geen weg is in de zin van de WVW 1994. Het krachtens deze wet gestelde voorschrift van artikel 10 RVV 1990 geldt daar derhalve niet.
9. Het voorgaande brengt mee dat de sanctie ten onrechte is opgelegd.
10. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof zal de van de kantonrechter beslissing dan ook vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen.
11. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter en de zitting in hoger beroep
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 54,62 (€ 4,42 per bus en metro van het adres van de betrokkene naar de rechtbank in Amsterdam v.v. plus € 50,20 per trein van het adres van de betrokkene naar het paleis van justitie in Leeuwarden v.v.).
12. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.