12. De gemachtigde heeft aangevoerd dat de verbalisant hem de mogelijkheid heeft ontnomen een begin van bewijs aan te dragen dat hij de gedraging niet heeft begaan dan wel dat de gedraging hem niet kan worden verweten door hem niet staande te houden. Dat de verbalisant in privétijd een boete uitschreef, is onvoldoende reden om niet tot staande houding over te gaan. De gemachtigde is hiermee welbewust in zijn bewijs- en procespositie geschaad, hetgeen dient te leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in diens vordering.
13. Artikel 5 van de WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd. De rechter zal, indien de gedraging met toepassing van artikel 5 van de WAHV is opgelegd, zoals in dezen het geval, in het algemeen - dus ook zonder dat dat met zoveel woorden uit het dossier blijkt - ervan mogen uitgaan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan.
14. De ambtsedige verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer in: "Was privé derhalve niet staande gehouden." In een aanvullend proces-verbaal van 14 april 2016, door de advocaat-generaal overgelegd bij zijn verweerschrift, verklaart de verbalisant het volgende: "de reden dat ik privé niet staande houd, is dat ik op dat moment géén geweldsmiddelen en verbindingsmiddelen tot mijn beschikking heb en dus op dat moment heb besloten te volstaan met een beschikking op kenteken." Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. De mededeling van de gemachtigde ter zitting dat hij kennis heeft gekregen van vele processen-verbaal, waaruit blijkt dat deze verbalisant in andere gevallen waarin hij buiten diensttijd was wel heeft staande gehouden, leidt niet tot een ander oordeel. In dit geval mocht de verbalisant dus volstaan met het bekeuren op kenteken. Het verweer van de gemachtigde hieromtrent faalt derhalve.
15. Het hof deelt evenmin het standpunt van de gemachtigde dat hij, doordat hij niet in staande gehouden, in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Artikel 4, tweede lid, WAHV houdt in: ''(…) De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. (...)". De gedraging is op 15 februari 2014 geconstateerd en de inleidende beschikking is op 27 februari 2014 aan de betrokkene toegezonden. Niet valt in te zien dat deze termijn zo lang is dat de gemachtigde hierdoor in zijn verdedigingsbelang geschaad is.
16. Voorts stelt de gemachtigde dat noch uit het proces-verbaal noch uit de beschikking blijkt welke wettelijke regel hij zou hebben overtreden. Door het woord "hinderde" toe te voegen aan de woorden in de delictsomschrijving heeft de verbalisant een nadere nuancering toegebracht aan het element "niet voor liet gaan". In het proces-verbaal is echter niet omschreven op welke wijze het verkeer zou zijn gehinderd, zodat niet te beoordelen is of de verweten gedraging voldoet aan het element in de delictsomschrijving. Indien hij het verkeer wel heeft gehinderd, kan hem dit niet worden verweten nu dit het gevolg was van de op dat moment bestaande verkeerssituatie.
17. Ten aanzien van het vorenstaande, overweegt het hof het volgende. In de beschikking staat de omschrijving van de gedraging vermeld, zodat op basis hiervan reeds voldoende duidelijk is waartegen de betrokkene zich dient te verdedigen. Uit het zaakoverzicht volgt eveneens voor welke soort gedraging aan de betrokkene een sanctie is opgelegd en welk artikel is overtreden. De klacht van de gemachtigde hierover faalt derhalve. De verklaring van de verbalisant, dat de betrokkene vanaf de uitrit op de Schonauwen de Gunterstein opreed en het verkeer op de Gunterstein niet voor liet gaan/hinderde, is voldoende om vast te stellen dat de gedraging is verricht. Onder verwijzing naar de notitie "Eisen aan de Processtukken" van de Ketenregiegroep Feitgecodeerde Zaken van het Openbaar Ministerie d.d. 11 juli 2013 heeft de gemachtigde in hoger beroep aangevoerd dat het proces-verbaal van de verbalisant niet is gedagtekend en niet door de verbalisant is ondertekend. Voorts bevat het proces-verbaal niet de voornamen, de achternaam en de rang van de verbalisant en het korps waar de verbalisant werkzaam is. Aan dit proces-verbaal komt dan ook geen bijzondere bewijskracht toe. Daarnaast acht de gemachtigde het aannemelijk dat de verbalisant als verkeersdeelnemer betrokken was bij de vermeende gedraging.
18. Het hof stelt vast dat de administratieve sanctie conform artikel 4, eerste lid, van de WAHV is opgelegd bij een gedagtekende beschikking. Voorts staan in het zaakoverzicht de achternaam en de rangomschrijving van de verbalisant vermeld en blijkt hieruit voor welke opsporingsinstantie hij werkzaam is en dat hij de ambtsbelofte heeft afgelegd. Het dossier bevat eveneens een afschrift van het brondocument, maar dit is niet ondertekend door de verbalisant. Dit brengt mee, zoals de gemachtigde heeft betoogd, dat aan de op basis van dit document in het zaakoverzicht opgenomen verklaring van de verbalisant geen bijzondere bewijskracht toekomt. De enkele omstandigheid dat die ondertekening ontbreekt, in verband met de omstandigheid dat dit document digitaal is aangemaakt, geeft echter op zichzelf geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de in het zaakoverzicht opgenomen gedragingsgegevens. Het hof stelt verder vast dat door de advocaat-generaal bij zijn verweerschrift een door de verbalisant op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend aanvullend proces-verbaal is overgelegd, waarin eveneens alle voornoemde gegevens van de verbalisant staan vermeld. Uit dit aanvullend proces-verbaal blijkt dat de verbalisant zelf niet is gehinderd door de vermeende gedraging en dat hij geen proces-verbaal zou hebben geschreven als dit wel het geval was geweest. Het hof heeft geen reden om aan deze verklaring van de verbalisant te twijfelen.
19. Volgens de gemachtigde is de aansluiting van de Schonauwen op de Guntersteijn geen uitrit, maar is er sprake van een kruising van twee gelijkwaardige wegen. Op beide wegen geldt een maximumsnelheid van 30 km/h en er wordt geen voorrangssituatie aangegeven middels verkeerstekens. Beide wegen zijn even breed en zijn er geen schuine inritblokken aanwezig. Ook loopt het trottoir langs de Guntersteijn niet door over de Schonauwen, hetgeen blijkt uit de verschillende tegels die zijn gebruikt voor de uitmonding en het trottoir. In een arrest van het hof (ECLI:NL:GHLEE:2011:BR1297) is bepaald dat het ononderbroken doorlopen van het trottoir en het niet afwijken van de type en kleur bestrating ter hoogte van de uitmonding van belang kan zijn bij de herkenning van een uitrit.