ECLI:NL:GHARL:2017:4509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
WAHV 200.168.267
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Anjewierden
  • mr. Arntz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake niet-tijdig ingesteld beroep tegen inleidende beschikking WAHV

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 16 februari 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een inleidende beschikking ontvangen van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, maar het beroep hiertegen was niet tijdig ingesteld. De kantonrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de leasemaatschappij, als kentekenhouder, de sanctie al had betaald zonder de gemachtigde van de betrokkene hierover te informeren.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroep op 9 augustus 2013 eindigde. Het beroepschrift was gedateerd op 26 augustus 2013 en werd op 28 augustus 2013 bij de CVOM ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat hij niet eerder beroep kon instellen omdat de leasemaatschappij de sanctie had voldaan zonder hem tijdig te informeren.

Het hof oordeelde echter dat deze omstandigheid niet als verschoonbaar kon worden aangemerkt. De inleidende beschikking was op naam van de betrokkene gesteld, en het was aan hem of zijn gemachtigde om tijdig beroep in te stellen. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk.

De beslissing van het hof houdt in dat de kantonrechter ten onrechte de beslissing van de officier van justitie in stand heeft gelaten. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de zaak in overeenstemming met de wet afgehandeld.

Uitspraak

WAHV 200.168.267
30 mei 2017
CJIB 173187640
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 16 februari 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De advocaat-generaal concludeert tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie. Het beroep tegen de inleidende beschikking is niet tijdig ingesteld en dit beroep dient alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. Het voorschrift dat tijdig beroep moet worden ingesteld is een voorschrift van openbare orde waaraan de rechter ambtshalve dient te toetsen en dat in het belang van de rechtszekerheid strikt dient te worden gehandhaafd. Dit houdt in dat het hof zelfstandig dient te toetsen of tijdig beroep is ingesteld. Is dat niet het geval en kan een termijnoverschrijding niet verschoonbaar worden geacht, dan is het hof gehouden daaraan de wettelijk voorgeschreven consequentie te verbinden, ook als de kantonrechter dat heeft nagelaten.
3. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroep tegen de inleidende beschikking te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop de beschikking aan de betrokkene is toegezonden.
4. Blijkens de gedingstukken is de inleidende beschikking op 28 juni 2013 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 9 augustus 2013. Het beroepschrift is gedateerd 26 augustus 2013 en het is blijkens een op de envelop gesteld stempel op 28 augustus 2013 bij de CVOM ingekomen. Derhalve is het beroepschrift niet tijdig ingediend.
5. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat hij niet eerder beroep bij de officier van justitie kon instellen omdat de betrokkene, de leasemaatschappij van wie hij de auto had geleased, de sanctie heeft voldaan zonder hem hierover tijdig te infomeren.
6. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
7. Artikel 5 van de WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.
8. Naar het oordeel van het hof kan de door de gemachtigde aangevoerde omstandigheid niet worden aangemerkt als een omstandigheid die tot de conclusie kan leiden dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De inleidende beschikking is immers - overeenkomstig artikel 5 van de WAHV - op naam gesteld van de betrokkene als kentekenhouder. Derhalve had het op de weg gelegen van de kentekenhouder, als degene op wie de aansprakelijkheid voor de sanctie rust, om tijdig beroep in te stellen, dan wel de gemachtigde, als feitelijk bestuurder van het voertuig waarmee de gedraging is verricht, in staat te stellen tijdig beroep in te stellen. Derhalve is het in dit verband niet relevant dat de gemachtigde wellicht niets valt te verwijten met betrekking tot het niet tijdig instellen van beroep.
9. Het voren overwogene brengt mee, dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie ten onrechte in stand heeft gelaten. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten gegrondverklaring van het beroep tegen die beslissing, vernietiging van de beslissing van de officier van justitie en niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen de inleidende beschikking.
10. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 31 oktober 2013;
verklaart het beroep, gericht tegen de inleidende beschikking, niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.