ECLI:NL:GHARL:2017:450

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
200.191.042/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schenking onder curatele van betrokkene met downsyndroom

In deze zaak gaat het om een verzoek tot machtiging voor schenkingen door curatoren van een betrokkene die onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis. De betrokkene, geboren in 1950 met het downsyndroom, is op 19 september 2014 onder curatele gesteld. De curatoren, zijn broer en de echtgenote van die broer, hebben in 2015 en 2016 verzocht om toestemming voor schenkingen aan henzelf en aan hun kinderen, alsook aan de moeder van de betrokkene. De kantonrechter heeft deze verzoeken in eerste aanleg afgewezen, wat heeft geleid tot hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2016 hebben de curatoren hun verzoeken toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat er een schenkingstraditie bestaat tussen de betrokkene en zijn moeder, en tussen hem en de curatoren. Het hof heeft ook gekeken naar de financiële situatie van de betrokkene en de impact van de schenkingen op zijn vermogen. Het hof oordeelt dat de schenkingen aan de moeder en de curatoren in stand kunnen blijven, mits het vermogen van de betrokkene boven de grens van € 30.000,- blijft.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en dat de gevraagde machtigingen tot schenkingen worden verleend, voor zover deze niet leiden tot een vermogen onder de € 30.000,-. De curatoren moeten echter terugbetalen voor zover de schenkingen dat wel doen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.191.042
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4644497 TB VERZ 15-11694 CB 142490)
beschikking van 19 januari 2017
inzake
[curator1]en
[curator2],
in hun hoedanigheid van curator van betrokkene,
wonende te [A] ,
verzoekers in hoger beroep, verder te noemen:
de curatoren,
advocaat: mr. J.W.S. Peters te Groningen.
Als overige belanghebbende(n) is/zijn aangemerkt:
[de betrokkene],
wonende te [A] ,
verder te noemen:
betrokkene.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 4 maart 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 29 april 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 november 2016 plaatsgevonden. De curatoren zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Mr. Peters heeft haar pleitaantekeningen overgelegd, met één bijlage, die door het hof geaccepteerd is omdat die kort en eenvoudig te doorgronden is en recente informatie bevat.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1950 met het downsyndroom. Hij is bij beschikking van 19 september 2014 onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis. De curatoren zijn de broer van betrokkene en de echtgenote van die broer.
3.2
Bij brief van 26 november 2015, ingekomen bij de rechtbank op 1 december 2015, hebben de curatoren verzocht om schenkingen te mogen doen aan henzelf, aan hun drie kinderen [B] , [C] en [D] , zijnde neven respectievelijk nicht van betrokkene (hierna: de kinderen) en een maandelijkse schenking aan de moeder van betrokkene van € 100,- per maand.
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter de door de curatoren verzochte machtiging voor schenkingen in 2014 en 2015 afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
De curatoren hebben in hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de verzochte machtigingen (voor schenkingen in 2014 en 2015) alsnog te verlenen.
4.2
Gelet op de stukken en de behandeling ter zitting overweegt het hof als volgt.
4.3
Ingevolge de aanbevelingen curatele van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (hierna: LOVCK) wordt voor de vermogensrechtelijke taken van de curator verwezen naar de Aanbevelingen meerderjarigenbewind. Ingevolge de aanbevelingen omtrent schenking wordt een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen als hoofdregel afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond.
In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden kan van de hoofdregel worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert.
Daarnaast wordt een schenking in beginsel, ook als er wel sprake is van een schenkingstraditie, niet toegestaan indien het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder wordt dan € 30.000,-. Van deze grens kan worden afgeweken indien de kantonrechter van oordeel is dat daarmee de toekomstige verzorging van de rechthebbende geen gevaar loopt. Daarbij wordt gelet op enerzijds de verwachte inkomsten en anderzijds het behoeftepatroon van de curandus, waaronder kosten van levensonderhoud, recreatie, curatele, bijdragen in gezondheidszorg en hulpmiddelen, reserves voor toekomstige verhuizing en herinrichting.
Voor de gebruikelijke cadeautjes bij verjaardagen en sinterklaas ter waarde van maximaal enige tientallen euro’s is geen machtiging vereist.
4.4
Het hof stelt voorop dat de curatoren thans voldoende hebben onderbouwd dat zij recht hebben op een curatorenvergoeding van € 197,66 over 2014 en € 1.078,70 over 2015. Deze bedragen hebben zij aan zichzelf mogen uitkeren. De hoogte van de schenkingen die de curatoren aan zichzelf hebben gedaan bedraagt daarom niet € 2.092,- in 2014 en € 1.900,- in 2015, zoals zij aanvankelijk hebben gesteld, maar een bedrag van € 1.894,34 in 2014 en van € 821,30 in 2015.
4.5
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er een schenkingstraditie is tussen betrokkene en zijn moeder en tussen hem en de curatoren. Verder is niet in geschil dat het vermogen van betrokkene op het moment van ondercuratelestelling op 19 september 2014 € 34.123,93 bedroeg.
4.6
De moeder van betrokkene heeft in 2014 € 100,- per maand als schenking gekregen, waarbij in deze zaak in verband met de ingangsdatum van de ondercuratelestelling uitsluitend de schenkingen aan haar vanaf 19 september 2014 relevant zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat door deze schenkingen aan de moeder, alsmede de schenking aan de curatoren van € 1.894,34 het vermogen van betrokkene is gedaald onder de grens van € 30.000,-. Deze schenkingen in 2014 aan de moeder en aan de curatoren kunnen dan ook in stand blijven.
4.7
Uit een ter zitting ingebracht overzicht blijkt dat betrokkene eind 2015 een saldo op zijn rekening had van € 23.054,85, aldus ver onder de grens van € 30.000,-. Niet duidelijk is of betrokkene ook nog een andere (spaar)rekening heeft. Bescheiden waaruit het totale vermogen van betrokkene zou kunnen blijken ontbreken. Een aangifte en/of aanslag inkomstenbelasting of goedgekeurde rekening en verantwoording van dat jaar is er bijvoorbeeld (nog) niet.
4.8
In 2015 is € 821,30 als schenking overgemaakt naar de curatoren en is aan de moeder in totaal € 1.200,- geschonken. Het hof kan, omdat de curatoren deze stukken niet hebben overgelegd, niet nagaan of het vermogen door deze schenkingen onder de grens van € 30.000,- is gekomen. Voor zover deze schenkingen het vermogen niet onder die grens hebben gebracht kunnen deze schenkingen in stand blijven.
Voor zover de schenkingen evenwel leiden tot een vermogen van minder dan € 30.000,- zijn ze niet toegestaan en dienen ze door de curatoren en de moeder te worden terugbetaald. Bijzondere omstandigheden om van genoemde grens af te wijken zijn overigens onvoldoende gebleken. De omstandigheid dat door de schenkingen erfbelasting wordt bespaard en de eigen bijdrage CAK lager zal zijn, rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de afwijking van genoemde grens niet, nog los van het feit dat het hof onvoldoende stukken heeft om te kunnen beoordelen of door de schenkingen de toekomstige verzorging van de rechthebbende geen gevaar loopt. Zo ontbreken namelijk stukken omtrent de gezondheid van de rechthebbende en inkomens- en uitgavenstromen.
4.9
Voor wat betreft de schenkingen aan de kinderen, in 2014 € 2.092,- per kind en in 2015 € 1.046,- per kind zijn er geen stukken in het geding gebracht waaruit de gestelde schenkingstraditie van € 2.092,- respectievelijk € 1.046,- volgt. Wel blijkt uit het dossier dat de kinderen in 2010 elk € 500,- van betrokkene ontvangen hebben en in het verleden ook € 250,- per persoon. Het hof acht een schenking van € 500,- per kind in beginsel wel toelaatbaar. Dat leidt ertoe dat de schenkingen aan de kinderen in 2014 en 2015 voor zover zij het bedrag van € 500,- per persoon overschrijden sowieso niet in stand kunnen blijven en zij het meerdere terug dienen te betalen. Ook moeten zij terugbetalen dat gedeelte van de aldus toelaatbaar bevonden schenkingen dat het vermogen van de betrokkene onder een bedrag van € 30.000,- brengt of zijn gedaan vanuit een vermogen dat lager is dan € 30.000,-.
4.1
Anders dan de rechtbank acht het hof het inleidend verzoek van de curatoren tot afgifte van een machtiging tot schenking aldus deels voor toewijzing vatbaar.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 7 maart 2016 en opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de curatoren toe in die zin dat alsnog wordt verleend de gevraagde machtiging tot schenking in 2014 van € 1.894,34 aan de curatoren, van € 100,- per maand aan de moeder en van € 500,- per persoon aan [B] , [C] en [D] voor zover deze schenkingen het vermogen van betrokkene niet onder de grens van € 30.000,- per jaar hebben gebracht of zijn gedaan vanuit een vermogen dat lager was dan € 30.000,-;
wijst het inleidend verzoek van de curatoren voorts toe in die zin dat alsnog wordt verleend de gevraagde machtiging tot schenkingen in 2015 van € 821,30 aan de curatoren, van € 100,- per maand aan de moeder, en van € 500,- per persoon aan [B] , [C] en [D] , voor zover deze schenkingen het vermogen van betrokkene niet onder de grens van € 30.000,- per jaar hebben gebracht of zijn gedaan vanuit een vermogen dat lager was dan € 30.000,-;
wijst die machtiging af voor zover door deze schenkingen het vermogen van betrokkene onder de € 30.000,- kwam of zijn gedaan vanuit een vermogen dat lager was dan € 30.000,-;
bepaalt dat voor zover de machtigingen tot schenkingen zijn afgewezen de ontvangers van de schenkingen deze in zoverre aan betrokkene dienen terug te betalen;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Jonkman, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en H. Lenters, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 19 januari 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.