In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en de raad voor de kinderbescherming niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot beëindiging van het gezag. De rechtbank had eerder besloten het gezag van de moeder over [kind 1] en [kind 2] te beëindigen, op basis van de zorgelijke situatie waarin de kinderen zich bevonden.
Het hof heeft in zijn overwegingen de belangen van de kinderen vooropgesteld, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het hof constateerde dat [kind 1] langdurig bij de grootouders verblijft en dat er een duurzame bereidheid van de moeder is om deze situatie te ondersteunen. De moeder heeft aangegeven dat zij zich kan verenigen met de huidige situatie en dat er duidelijkheid is over het toekomstperspectief van [kind 1].
Na het horen van de argumenten van de moeder en de raad, heeft het hof geconcludeerd dat het in het belang van [kind 1] is dat de moeder het ouderlijk gezag behoudt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder afgewezen. Deze beslissing is genomen met het oog op de stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de kinderen.