ECLI:NL:GHARL:2017:4472

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
WAHV 200.196.966
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Hiemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 10 mei 2016 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend. Op 4 mei 2017 is een aanvulling op de hoger beroepsgronden ontvangen.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft beoordeeld of het hoger beroep ontvankelijk is. Volgens artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) kan hoger beroep worden ingesteld als de opgelegde administratieve sanctie meer dan € 70,- bedraagt of als de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet (tijdig) stellen van zekerheid. In dit geval bedraagt de opgelegde sanctie € 55,- en is het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen beroepsgronden zijn ingediend. Het hof concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat noch de betrokkene noch de gemachtigde een brief heeft ontvangen om de beroepsgronden aan te vullen. Dit zou in strijd zijn met de Algemene wet bestuursrecht. Het hof oordeelt echter dat deze bezwaren geen reden vormen om het appelverbod te doorbreken. De omstandigheid dat de 'criminal charge' niet inhoudelijk kan worden getoetst door een rechterlijke instantie doet hieraan niet af, en artikel 6 EVRM biedt in deze zaken geen aanspraak. Het hof wijst daarom het verzoek tot vergoeding van kosten af en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

WAHV 200.196.966
29 mei 2017
CJIB 187463089
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 10 mei 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], wonende te [plaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 4 mei 2017 is nog een aanvulling op de hoger beroepsgronden ontvangen.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 van de WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,- of indien de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard om reden dat niet (tijdig) zekerheid is gesteld. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt € 55,- en het beroep is niet-ontvankelijk verklaard om reden dat geen beroepsgronden zijn ingediend. Op grond hiervan dient het hoger beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Noch de betrokkene, noch de gemachtigde van de appellant hebben enige brief ontvangen om de beroepsgronden aan te vullen. Er is in strijd gehandeld met het bepaalde in art. 6:5 en 6:6 Algemene wet bestuursrecht. De beslissing van de kantonrechter dient te worden vernietigd, alsook de beslissing van de officier en de inleidende beschikking, en het hof dient te doen wat de rechtbank had behoren te doen. Daartoe worden gronden aangevoerd.
3. De bezwaren komen er in de kern op neer dat de kantonrechter een onjuiste beslissing heeft genomen. Dit vormt geen reden tot doorbreking van het appelverbod. De omstandigheid dat de aan de betrokkene opgelegde "criminal charge" aldus inhoudelijk niet kan worden getoetst door een rechterlijke instantie doet hieraan niet af. Artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geeft daarop, in zaken als deze, geen aanspraak. Gelet hierop dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.