Beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de beslissing van de officier van justitie deugdelijk is gemotiveerd. Uit de beslissing van de officier van justitie blijkt in het geheel niet waarom de aangevoerde gronden geen doel treffen. De enkele algemene opmerking van de officier van justitie dat de politie voor de aanvang van elke controle de bebording controleert is daartoe onvoldoende, reeds nu geen sprake was van een mobiele controle maar van een trajectcontrole. Uit de motivering van de officier van justitie volgt bovendien niet waarom de bebording ter plaatse wel voldoende duidelijk zou zijn, mede in het licht van de vele bekeuringen op de betreffende locatie. Dat de kantonrechter ambtshalve kennis heeft van een maandelijkse schouw - nog daargelaten dat dit op geen enkele wijze is onderbouwd en de gemachtigde op deze ambtshalve gegeven overweging ook niet gemotiveerd heeft kunnen reageren, zodat het verdedigingsbeginsel met voeten wordt getreden - doet hieraan niet af. Met betrekking tot de gedraging heeft de gemachtigde aangevoerd dat de bebording ter plaatse de weggebruiker niet voldoende duidelijkheid biedt om zijn snelheid aan te passen. De gemachtigde wijst in dat verband op het zeer hoge aantal bekeuringen op het betreffende traject en het gebrek aan herhaalde bebording. De gedraging kan de betrokkene dan ook niet worden verweten.
2. In artikel 7:26, eerste lid, van de van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
3. Aan de betrokkene is in de onderhavige zaak als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 87,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 12 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 november 2013 om 21:51 uur op de A2 links (trajectcontrole) te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [kenteken].
4. De gemachtigde heeft in administratief beroep tegen deze beschikking - zakelijk weergegeven en voor zover relevant - aangevoerd dat de bebording op het betreffende traject, waarvan op het leeuwendeel een maximum snelheid in de avond is toegestaan van 130 km/h, niet duidelijk is. Signalen uit de media bevestigen dit ook. Gelet op het aantal sancties dat op die locatie wordt uitgeschreven moet er structureel iets mis zijn met de wijze waarop de maximum snelheid aan de weggebruiker wordt gecommuniceerd.
5. Bij beslissing van 10 maart 2014 heeft de officier van justitie het administratief beroep ongegrond verklaard. Deze beslissing is - voor zover relevant - als volgt gemotiveerd:
"U hebt beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie. U stelt dat u niet op de hoogte was van de aldaar geldende maximum snelheid. Het is de officier van justitie bekend dat de politie voor aanvang van elke snelheidscontrole de bebording op duidelijkheid en zichtbaarheid controleert. U had daarom op basis van de bebording op de hoogte kunnen zijn van de geldende maximum snelheid. (…)"
6. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de gedraging in de onderhavige zaak is geconstateerd door middel van een trajectcontrole. Een trajectcontrole houdt een permanente snelheidscontrole in van alle voertuigen die het betreffende traject passeren. Er is geen sprake van separate controles. Van de door de officier van justitie gesuggereerde controle van de bebording ‘voor aanvang van elke snelheidscontrole’ kan dan ook geen sprake zijn. Voor zover de officier van justitie heeft bedoeld tot uitdrukking te brengen dat er met enige regelmaat een controle of schouw van de bebording wordt uitgevoerd, overweegt het hof dat zich in het dossier geen informatie bevindt waaruit blijkt dat er kort voor de vermeende gedraging in de onderhavige zaak een dergelijke schouw heeft plaatsgevonden. De redenen van wetenschap van de officier van justitie met betrekking tot de controle van de bebording zijn derhalve niet geadstrueerd. Gelet hierop is de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk gemotiveerd.
7. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie niet in stand had mogen laten. De overweging van de kantonrechter dat hij ambtshalve weet dat op het betreffende traject regelmatig, ongeveer 1 tot 2 keer per maand, een zogenaamde 'schouw' plaatsvindt, maakt dit niet anders. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie vernietigen. Gelet daarop behoeven de overige bezwaren van de gemachtigde tegen de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie geen bespreking meer.
8. Vervolgens zal het hof het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
9. In het zaakoverzicht van het CJIB is, naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, zakelijk weergegeven, onder meer opgenomen dat is geconstateerd dat met het voertuig met voormeld kenteken op voormelde datum, tijd en plaats met 112 km/h is gereden, terwijl met een bord A1 is aangegeven dat de maximaal toegestane snelheid aldaar 100 km/h bedraagt.
10. Voorts bevinden zich in het dossier de foto's van de gedraging. Op deze foto's is een personenauto te zien met kenteken [kenteken]. De gegevens die in de databalk onder de foto's zijn vermeld, stemmen overeen met de in het zaakoverzicht van het CJIB vermelde gedragingsgegevens.
11. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat niet wordt ontkend dat met het voertuig van de betrokkene op voormelde datum tijd en plaats met de gemeten snelheid is gereden, terwijl de toegestane snelheid aldaar 100 km per uur bedroeg, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
12. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de maximum snelheid ter plaatse ten tijde van de gedraging onvoldoende duidelijk was aangegeven. De gemachtigde heeft zijn stelling dat de bebording op het betreffende traject onduidelijk was onvoldoende concreet onderbouwd. De omstandigheid dat op dat traject een hoog aantal sancties wordt opgelegd - wat daarvan ook zij - geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de situatie ter plaatse niet duidelijk is. Dat deze door middel van herhaalde bebording wellicht nog duidelijker kon worden aangegeven, maakt dit niet anders. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij oplettend is op de aanwezige bebording. Indien de betrokkene de bebording ter plaatse niet heeft opgemerkt, is dat - in aanmerking genomen dat van enige onduidelijkheid daaromtrent niet is gebleken - een omstandigheid die voor zijn rekening dient te komen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor het achterwege laten of matigen van de sanctie.
13. Gelet op het voorgaande zal het hof het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaren.
14. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: Het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 490,- (=2 x € 490,- x 0,5).