ECLI:NL:GHARL:2017:4428

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
21-002153-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot inbraak en wapenbezit met DNA-bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor poging tot inbraak en wapenbezit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 augustus 2015 heeft geprobeerd goederen weg te nemen uit een Kruidvat-winkel, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. Daarnaast heeft hij op 7 december 2015 een vuurwapen van categorie III voorhanden gehad. Het hof heeft het DNA-bewijs dat tegen de verdachte is ingebracht, als betrouwbaar beschouwd. Dit bewijs was verkregen van een panty die op de plaats delict was aangetroffen en waar DNA-materiaal van de verdachte op werd aangetroffen. De verdachte ontkende de tenlastelegging, maar het hof oordeelde dat zijn verklaring niet aannemelijk was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002153-16
Uitspraak d.d.: 24 mei 2017
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 6 april 2016 met parketnummer 18-011068-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
 niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het hoger beroep voor zover het is gericht tegen de vrijspraak van feit 1;
 veroordeling van verdachte ter zake het onder 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E.J. de Mare, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het in eerste aanleg onder
1. tenlastegelegde, kan de verdachte hierin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
2:
hij op of omstreeks 15 augustus 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het winkelbedrijf Kruidvat, gelegen aan de [adres] te [plaats] , heeft weggenomen goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op of omstreeks 7 december 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een vuurwapen van categorie III, te weten een semi automatisch alarmpistool, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Door de raadsman is naar voren gebracht dat het door de politierechter gebruikte DNA-bewijs betrekking heeft op een match met een onvolledig DNA-profiel waarbij het onderzoek van de DNA-sporen niet is verricht door het NFI. De DNA-match heeft daarom weinig bewijswaarde, aldus de raadsman.
Deskundigheid DNA-onderzoek
De wetgeving (artikel 7, eerste lid, Besluit DNA-onderzoek in strafzaken) schrijft voor dat een DNA-onderzoek wordt verricht in het laboratorium van het instituut (het NFI), tenzij het vanwege de capaciteit van het instituut noodzakelijk is dat het DNA-onderzoek in het laboratorium van een ander instituut wordt verricht dan wel de officier van justitie onderscheidenlijk de rechter-commissaris opdracht heeft gegeven dat het DNA-onderzoek in een laboratorium van een ander instituut wordt verricht. Als laboratorium van een ander instituut (artikel 7, tweede lid) als bedoeld in het eerste lid, komt slechts in aanmerking:
a. het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek van het Instituut voor anthropogenetica van de Universiteit Leiden of een ander laboratorium dat door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd aan de hand van de algemene criteria voor het functioneren van beproevingslaboratoria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17 025, en deskundig is op het terrein van forensisch DNA-onderzoek, dan wel
b. een laboratorium dat gevestigd is in het buitenland, door een met de Raad voor Accreditatie vergelijkbare instantie is geaccrediteerd aan de hand van criteria die vergelijkbaar zijn met de criteria, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17 025, en deskundig is op het terrein van forensisch DNA-onderzoek
Het onderzoek in de onderhavige zaak is verricht door Verilabs. Verilabs is één van de laboratoria in Nederland die zijn geaccrediteerd voor het doen van DNA-onderzoek in strafzaken. Het DNA-onderzoek is derhalve in een gekwalificeerd laboratorium verricht.
Het DNA onderzoek is verricht onder leiding van deskundige H. Hidding die als DNA-deskundige in het NRGD register is geregistreerd.
Het bovenstaande brengt het hof tot het oordeel dat in de wijze van onderzoek en de persoon van de deskundige geen enkele aanleiding bestaat de deskundigenrapportage in twijfel te trekken. Het hof is van oordeel dat sprake is van betrouwbaar bewijs.
DNA-match
Op grond van de stukken in het dossier blijkt onder meer het volgende:
Op 15 augustus 2015 omstreeks 02.37 uur reden hoofdagent [hoofdagent] en brigadier [brigadier] over de [adres] te [plaats] naar een melding van een vechtpartij. Ter hoogte van drogisterij Kruidvat zagen zij een verdacht persoon staan en naar een braakliggend veldje rennen.
Deze persoon had het volgende signalement:
- lengte 1,68 meter
- postuur: normaal
- huidskleur: licht getint
- haarkleur: donker/zwart
- haardracht: kort
- kleding: donkerblauw regenpak met reflecterende strepen op de mouwen ter hoogte van de polsen en op de broek ter hoogte van de enkels.
Omdat hen nog niets bekend was van een poging tot inbraak bij genoemde drogisterij reden zij door naar de plaats van de melding. Omdat hier niets werd aangetroffen reden zij terug naar de drogisterij. Daar werd ontdekt dat er was getracht in te breken.
Een surveillancehondengeleider is met de diensthond ter plaatse gegaan. Daarbij werd door de speurhond een spoor opgepikt dat leidde naar een breekijzer en een panty op enkele tientallen meters tegenover de genoemde drogisterij. De panty en het breekijzer waren droog in tegenstelling tot de grasachtige ondergrond. De panty en het breekijzer werden in een DNA-kit gedaan.
Door de bedrijfsleider van het Kruidvat zijn de camerabeelden van de poging tot inbraak aan de politie overhandigd. De politie heeft de beelden bekeken en daarop werd, kort samengevat, gezien dat verdachte geheel gekleed was in een regenpak en op zijn hoofd vermoedelijk een zwarte panty droeg waarvan de beide beenstukken duidelijk zichtbaar waren.
Op de binnenzijde van de op het grasveldje aangetroffen panty ('zelfgemaakte muts') en de knoop van de panty is celmateriaal aangetroffen waarvan een mannelijk partieel DNA-profiel is verkregen. Dit profiel kwam overeen met het DNA-profiel van de verdachte. De verdachte kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering. De berekende frequentie van het mannelijk DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat een willekeurig gekozen man hetzelfde DNA-profiel heeft als het DNA-profiel verkregen van het celmateriaal in de bemonstering is kleiner dan één op één miljard. Op grond van een en ander concludeert het hof dat de verdachte de donor is geweest van het op de panty aangetroffen celmateriaal.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij 1,65 meter lang is.
Het hof concludeert uit het bovenstaande dat de op het grasveld aangetroffen panty met breekijzer zogenoemde dadersporen betreffen.
De DNA-match met de op de plaats delict aangetroffen panty is naar het oordeel van het hof in samenhang beschouwd met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen, redengevend voor het bewijs van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit.
Verdachte ontkent het onder 2 tenlastegelegde en heeft ter zitting van het hof gesteld dat hij wel eens vriendinnen op bezoek had die een panty droegen en dat het zou kunnen zijn dat iemand een panty uit zijn woning (die een vriendin had laten liggen) heeft meegenomen en heeft gebruikt bij de poging tot inbraak om hem erin te luizen. Dit zou de aanwezigheid van de panty met zijn DNA-materiaal op de plaats van het delict kunnen verklaren, volgens de verdachte.
Dit is naar het oordeel van het hof evenwel geen concrete en aannemelijke verklaring die de redengevendheid van het voorhanden zijnde bewijs ontzenuwt. Het DNA-materiaal is immers aangetroffen op de in de panty gemaakte knoop die erin is gelegd om er een muts van te maken en aan de binnenzijde van de panty (het 'muts'-gedeelte).
Het verweer van de verdachte wordt derhalve verworpen. De – niet meer dan een – suggestie dat mogelijk een bezoeker van verdachte in zijn woning de panty die mogelijk van de vriendin van verdachte was, heeft meegenomen en daarmee het feit heeft gepleegd, acht het hof niet concreet en aannemelijk.
Het hof komt, alles afwegende, ook afgezet tegen het gegeven - zoals de politierechter ook al overwoog - dat verdachte qua uiterlijk past in het gegeven signalement, tot een bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2:
hij op 15 augustus 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening goederen weg te nemen uit het winkelbedrijf Kruidvat, gelegen aan de [adres] te [plaats] , heeft gepoogd goederen weg te nemen, toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op 7 december 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een vuurwapen van categorie III, te weten een semi automatisch alarmpistool, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een winkelpand. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken hinder, schade en gevoelens van onveiligheid bij anderen. De verdachte heeft slechts gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
Ook heeft hij een vuurwapen voorhanden gehad.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 april 2017 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook veroordelingen voor soortgelijke delicten.
Door de raadsman is ter zitting van het hof de oplegging van een taakstraf bepleit omdat verdachte inmiddels zijn leven zou hebben gebeterd.
Weliswaar blijkt uit het dossier niet van nieuwe contacten van verdachte met justitie, maar alles in samenhang bezien, met name gelet op de ernst van de feiten en de recidive van verdachte, is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en noodzakelijk is. Een lichtere strafmodaliteit is in de onderhavige zaak niet aan de orde. Gelet op naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal een deel van de gevangenisstraf, mede als stok achter de deur, voorwaardelijk worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 24 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.