In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een proceskostenveroordeling. De appellanten, die een bloemenkraam exploiteerden, hebben in het verleden meerdere aanvragen voor een standplaatsvergunning ingediend bij de Gemeente Zwolle. Deze aanvragen zijn afgewezen, en na een rechtsgang is de Gemeente aansprakelijk gesteld voor schade die de appellanten zouden hebben geleden door onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen noopte tot hoger beroep.
In het incident vorderden de appellanten schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de proceskostenveroordeling. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de appellanten hun belangen hebben uiteengezet. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de Gemeente bij de executie van de proceskostenveroordeling zwaarder weegt dan het belang van de appellanten bij schorsing. De appellanten hebben niet voldoende onderbouwd dat de betaling van de proceskosten voor hen financieel bezwarend zou zijn.
Uiteindelijk heeft het hof de vordering in het incident afgewezen en de kosten gereserveerd voor de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord, met een uitspraak op 23 mei 2017.