Uitspraak
[appellant],
de gemeente,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
grief 1betoogt dat de kantonrechter een aantal feiten had dienen vast te stellen conform de stellingen van [appellant] . Aangezien de gemeente die stellingen gemotiveerd heeft betwist is evenwel geen sprake van onbetwiste feiten, zodat de grief reeds daarom geen doel treft. Daar komt nog bij dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht om alle door een partij gestelde feiten als zodanig in zijn oordeel te vermelden.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste griefreeds besproken bij de vaststelling van de relevante feiten. Deze grief leidt niet tot vernietiging van het vonnis.
tweede griefheeft betrekking op de reconventionele vordering van [appellant] . Volgens [appellant] speelt de gemeente ten onrechte hem en [B] tegen elkaar uit, behoort [B] de status van medehuurster te hebben en zijn hij en [B] als één te beschouwen. Hij heeft in hoger beroep een volmacht van [B] overgelegd, waarbij [B] hem machtigt om de gezinsbelangen te behartigen (productie 9 bij de memorie van grieven).
grieven 3 en 4hebben betrekking op het niet naleven van de bepalingen uit de huurovereenkomst die de gemeente aan de vordering tot ontbinding ten grondslag heeft gelegd. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
vijfde griefheeft betrekking op de gevolgen die de kantonrechter aan de tekortkomingen zijdens [appellant] bij de nakoming van de huurovereenkomst heeft verbonden.