ECLI:NL:GHARL:2017:4369

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
21-005310-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende bewijs in zedenzaak tegen jeugdige verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een jeugdige, was beschuldigd van seksueel misbruik van een minderjarige aangeefster, geboren op 29 september 2005. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair tenlastegelegde feiten die zich zouden hebben voorgedaan tussen 1 augustus 2012 en 31 maart 2014 in de gemeente Veenendaal en/of in Spanje. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was veroordeeld.

Tijdens de zitting op 28 maart 2017 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken, waarbij zij de betrouwbaarheid van de bekentenis van de verdachte in twijfel trok. De verklaringen van de aangeefster werden als duidelijk beschouwd, maar de verklaringen van de ouders van de aangeefster en de vader van de verdachte waren enkel gebaseerd op wat de aangeefster hen had verteld, wat hun waarde als bewijs verminderde.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te komen. De verklaringen van de getuigen waren niet voldoende om de beschuldigingen te onderbouwen, en de bekentenis van de verdachte werd als onbetrouwbaar beschouwd. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet was gehandhaafd in hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005310-16
Uitspraak d.d.: 11 april 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2016 met parketnummer 16-661422-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1998] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. F.E. den Hertog, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2012 tot en met 31 maart 2014 in de gemeente Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, en/of in Spanje met [aangeefster] , geboren op 29 september 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (telkens) hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal,
- die [aangeefster] omgedraaid, zodat die [aangeefster] op haar rug terechtkwam en/of
- de benen van die [aangeefster] vastgepakt en/of uit elkaar gebracht/gehouden en/of
- (op/over) de clitoris, de schaamlippen en/of de vagina van die [aangeefster] geduwd, gewreven en/of betast, in ieder geval aangeraakt en/of
- (in) de billen van die [aangeefster] geknepen en/of betast, in ieder geval aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht/gestopt en/of vervolgens zijn, verdachtes, vinger(s) heen-en-weer bewogen;
subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2012 tot en met 31 maart 2014 te gemeente Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, en/of in Spanje met [aangeefster] , geboren op 29 september 2005, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande in het meermalen, in ieder geval éénmaal, ontuchtig
- omdraaien van die [aangeefster] , zodat die [aangeefster] op haar rug terechtkwam en/of
- vastpakken en/of uit elkaar brengen/houden van de benen van die [aangeefster] en/of
- duwen op, wrijven over en/of betasten van, in ieder geval aanraken van, de clitoris, de schaamlippen en/of de vagina van die [aangeefster] en/of
- knijpen in en/of betasten van, in ieder geval aanraken van, de billen van die [aangeefster] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Zij heeft in haar requisitoir benadrukt dat de bekentenis die verdachte heeft afgelegd tegen zijn vader en stiefmoeder niet teveel gewicht in de schaal mag leggen, gelet op de omstandigheden waaronder deze is afgelegd. Hoewel de officier van justitie in de appelschriftuur had aangegeven dat een bewezenverklaring zou moeten volgen is de advocaat-generaal op grond van het onderzoek ter zitting in hoger beroep tot een andere conclusie gekomen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Verdachte ontkent ten stelligste aan zijn stiefzusje te hebben gezeten. Verdachte verklaart dat hij tegenover zijn vader en stiefmoeder heeft ‘bekend’ omdat hij zich onder druk gezet voelde. Voorts is het onduidelijk
watverdachte precies zou hebben ‘bekend’, nu zijn stiefmoeder daar wisselend over heeft verklaard. Indien het hof uit zou gaan van een bekentenis dan kan enkel de subsidiair tenlastegelegde ontucht worden bewezen nu er in het dossier geen bewijs voorhanden is dat verdachte met zijn vinger(s)
inde vagina van [aangeefster] heeft gezeten. Als het hof tot een bewezenverklaring komt dan kan slechts worden bewezen dat het in de tenlastegelegde periode maar één keer is gebeurd.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
[aangeefster] heeft een op zichzelf duidelijke verklaring afgelegd wat er met haar zou zijn gebeurd.
De verklaringen van de moeder van [aangeefster] en de vader van verdachte over wat er zou zijn voorgevallen zijn uitsluitend gebaseerd op wat [aangeefster] hen heeft verteld. In zoverre zijn die verklaringen niet te beschouwen als andere getuigenverklaringen die zouden kunnen bijdragen aan bewijs van het tenlastegelegde. Daarnaast acht het hof de ‘bekentenis’ die verdachte zou hebben afgelegd ten overstaan van zijn vader en stiefmoeder onvoldoende betrouwbaar gelet op de omstandigheden waaronder deze is afgelegd. Verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep ontkend dat hij de hem tenlastegelegde handelingen bij [aangeefster] heeft verricht.
Het hof is gelet op het hetgeen hiervoor is beschreven van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit te komen. Daarom wordt verdachte daarvan vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [vader aangeefster]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij namens zijn dochter gebruik gemaakt van het spreekrecht en heeft als verantwoordelijke voor [aangeefster] een schadevergoeding geëist om eventuele te volgen therapieën en begeleiding te kunnen bekostigen. Er is geen concreet bedrag gevorderd.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nu de gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen en de vordering in hoger beroep niet is gehandhaafd, komt het hof niet toe aan een beoordeling van die vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 11 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 11 april 2017.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. H. Wijbrandts, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.