Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 10 november 2016;
- de brief van de GI van 14 februari 2017;
- de brief van de GI van 12 april 2017, met bijlagen.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Uit eigen onderzoek van de raad, ondersteund door de bevindingen van het psychologisch onderzoek van [instelling] , is duidelijk geworden dat een voortgezet verblijf in het therapeutisch gezinshuis [naam gezinshuis] nodig is voor [kind] en dat er geen perspectief bestaat op terugplaatsing bij de moeder: de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing is inmiddels verstreken. Volgens de raad is de rechtbank in haar oordeel voorbij gegaan aan het belang van [kind] bij duidelijkheid en continuïteit van de plaatsing in het gezinshuis. De moeder stelt na het geven van de bestreden beschikking nieuwe eisen aan de samenwerking met de gezinsvoogd en heeft nieuwe hoop gekregen ten aanzien van een spoedige terugkeer van [kind] . Dit wekt verkeerde en niet-realistische verwachtingen bij zowel [kind] als de moeder. Een gezagsbeëindigende maatregel is in het belang van [kind] noodzakelijk, nu dit duidelijkheid kan scheppen over het woonperspectief van [kind] en kan zorgen voor rust ten aanzien van de verwachtingen van de moeder hierover, aldus de raad.