ECLI:NL:GHARL:2017:4273

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
WAHV 200.172.849
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • J. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 8 mei 2015 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een boete van € 147,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 19 km/h. De gedraging vond plaats op 25 augustus 2013 om 4:11 uur op de A2 te Baambrugge. De betrokkene voerde aan dat de bebording onvoldoende duidelijk was, vooral 's nachts en bij mist, en dat hij niet op de hoogte was van de geldende maximumsnelheid. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk was gemotiveerd en dat er sprake was van een schending van de hoorplicht.

Het hof oordeelde dat de mededeling op de inleidende beschikking aan de officier van justitie kon worden toegerekend en dat de betrokkene niet tijdig had aangegeven dat hij gehoord wilde worden. Het hof concludeerde dat de beslissing van de officier van justitie voldoende gemotiveerd was en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de gedraging was verricht. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, maar verbeterde de gronden van de beslissing. Het verzoek tot vergoeding van kosten werd afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.172.849
22 mei 2017
CJIB 175048141
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 8 mei 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
kantoorhoudende te [kantoorplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de beslissing van de officier van justitie deugdelijk is gemotiveerd. Uit de beslissing van de officier van justitie blijkt in het geheel niet waarom de aangevoerde gronden geen doel treffen. Daarbij heeft de officier van justitie gereageerd op een standpunt dat de betrokkene nooit heeft opgeworpen. Voorts heeft de gemachtigde aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van een schending van de hoorplicht, nu de betrokkene niet heeft verzocht om te worden gehoord. Dat de betrokkene niet heeft verzocht om te worden gehoord is niet doorslaggevend. Daarbij heeft de gemachtigde opgemerkt dat de mededeling van het CJIB op de achterzijde van de inleidende beschikking niet is aan te merken als het stellen van een termijn zoals bedoeld in artikel 7:17 aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu hierin geen redelijke termijn wordt genoemd en deze evenmin afkomstig is van het bestuursorgaan dat op het administratief beroep beslist. Ten slotte heeft de gemachtigde aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de gedraging is verricht. Met de enkele motivering dat niet aannemelijk is geworden dat de maximumsnelheid niet met borden was aangegeven, wordt geen recht gedaan aan het betoog van de betrokkene.
2. Met betrekking tot de klacht van de gemachtigde dat de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk is gemotiveerd, overweegt het hof het volgende.
3. In artikel 7:26, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
4. Aan de betrokkene is in de onderhavige zaak als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 147,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 19 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 25 augustus 2013 om 4:11 uur op de A2 links (trajectcontrole) te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [kenteken].
5. De betrokkene heeft tegen deze beschikking - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het die nacht mistig was en dat mogelijk daardoor de bebording die de verlaging van de maximum toegestane snelheid van 130 km/h naar 100 km/h tussen 19.00 en 6.00 uur aangeeft hem is ontgaan. Deze verlaging wordt ter plaatse aangegeven met een eenmalig geplaatst groot donkerblauw bord "Trajectcontrole" met klein in een witte baan eronder "dag en nacht 100" en een eveneens eenmalig geplaatst bord A1 met daarop "100", zonder een wit onderbord 6-19 u. De betrokkene vindt dit - met name 's nachts - uiterst summier en onduidelijk. De aangepaste maximum snelheid wordt niet herhaald. Ook wordt deze niet op de matrixborden aangegeven, zelfs niet in de nacht en zelfs niet bij mist. Zeker op een vijfbaansweg zou dit geen overbodige luxe zijn geweest. Er hoeft maar een (vracht)auto links en rechts van je te rijden en de borden aan de zijkanten van de weg zijn aan het zicht onttrokken. De betrokkene meent dat hij ten tijde van de gedraging op de middelste baan reed.
6. De beslissing van de officier van justitie is als volgt gemotiveerd:
"U hebt beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie. U stelt dat u niet op de hoogte was van de aldaar geldende maximum snelheid. Op basis van de bebording wordt u geacht op de hoogte te zijn van de geldende maximum snelheid. Tevens is het de officier van justitie bekend dat de politie voor aanvang van elke snelheidscontrole de bebording controleert.
Uit de beschikbare informatie is gebleken dat de meting heeft plaatsgevonden bij hectometerpaal 39.7L. Die locatie ligt buiten het gebied met de flexibele snelheidslimiet. Op de pleeglocatie geldt 24 uur per dag een maximumsnelheid van 100 km/u. Op basis van de bebording wordt u geacht op de hoogte te zijn van de geldende maximum snelheid.
U stelt dat er ten tijde van de gedraging sprake was van bijzondere weersomstandigheden waardoor de gedraging niet kon worden voorkomen. De officier van justitie overweegt dat u in dergelijke omstandigheden uw verkeersgedrag aan moet passen. Bijzondere weersomstandigheden mogen geen reden zijn om de verkeersregels te negeren.
Alles overwegende verklaart de officier van justitie het beroep ongegrond."
7. Hoewel aan de gemachtigde kan worden toegegeven dat de officier van justitie in zijn beslissing tevens heeft gereageerd op een standpunt dat de betrokkene niet met zoveel woorden heeft aangevoerd, namelijk dat ten tijde van de gedraging sprake was van bijzondere weersomstandigheden waardoor de gedraging niet kon worden voorkomen, is het hof van oordeel dat de door de officier van justitie gebezigde motivering niet als ondeugdelijk kan worden aangemerkt. De officier van justitie heeft voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de door de betrokkene aangevoerde gronden geen doel treffen.
8. Met betrekking tot de klacht van de gemachtigde dat sprake is van een schending van de hoorplicht, overweegt het hof het volgende.
9. Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de WAHV juncto artikel 7:16 van de Awb moet de officier van justitie de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Van het horen kan op grond van artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Awb worden afgezien, indien de indiener niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht om te worden gehoord.
10. Het is het hof ambtshalve bekend dat de rechtsmiddelenverwijzing onder de inleidende beschikking in dit verband de volgende passage bevat:
"Eventueel kunt u aangeven of u uw beroep telefonisch wilt toelichten (gehoord worden). Vermeld dit dan in uw brief samen met het telefoonnummer waarop u tijdens kantooruren bereikbaar bent".
11. Het hof is van oordeel dat de voormelde mededeling aan de officier van justitie kan worden toegerekend. Naar het oordeel van het hof brengt de omstandigheid dat de betrokkene reeds bij de toezending van de sanctiebeschikking en niet eerst na ontvangst van het beroepschrift door de officier van justitie wordt geïnformeerd, niet mee dat niet is voldaan aan hetgeen artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Awb voorschrijft. Evenmin kan aan het feit dat in bedoelde mededeling niet een termijn is opgenomen waarbinnen het verzoek om te worden gehoord moet worden gedaan, de betekenis toekomen dat zodanig verzoek niet behoeft te worden gedaan. Het ontbreken van de termijn brengt slechts mee dat het verzoek kan worden gedaan totdat op het administratief beroep is beslist.
12. Het hof stelt vast dat door de betrokkene in administratief beroep niet is aangegeven dat hij wenste te worden gehoord. Naar het oordeel van het hof mocht de officier van justitie het horen daarom achterwege laten.
13. Met betrekking tot de klacht van de gemachtigde dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de gedraging is verricht, overweegt het hof het volgende.
14. In het zaakoverzicht van het CJIB is, naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, zakelijk weergegeven, onder meer opgenomen dat is geconstateerd dat met het voertuig met voormeld kenteken op voormelde datum, tijd en plaats met 119 km/h is gereden, terwijl de maximaal toegestane snelheid aldaar 100 km/h bedraagt.
15. Voorts bevinden zich in het dossier de foto's van de gedraging. Op deze foto's is een personenauto te zien met kenteken [kenteken]. De gegevens die in de databalk boven de foto's zijn vermeld, stemmen overeen met de in het zaakoverzicht van het CJIB vermelde gedragingsgegevens.
16. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat niet wordt ontkend dat met het voertuig van de betrokkene op voormelde datum tijd en plaats met de gemeten snelheid is gereden, terwijl de toegestane snelheid aldaar 100 km per uur bedroeg, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
17. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid onvoldoende duidelijk was aangegeven. Niet betwist is dat zich ter plaatse aan beide zijden van de rijbaan borden A1 met daarop "100" bevonden. Naar het oordeel van het hof is de maximum snelheid daarmee afdoende aangegeven. Dat deze met aanvullende maatregelen, zoals een matrixbord of een herhalingsbord, wellicht nog duidelijker kon worden aangegeven, maakt dit niet anders. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij te allen tijde en onder alle (weers)omstandigheden oplettend is op de aanwezige bebording. Dit brengt mee dat ver vooruit gekeken dient te worden. Dat de betrokkene de aan beide zijden van de rijbaan geplaatste borden A1 heeft gemist - al dan niet als gevolg van mist, omdat het nacht was en/of doordat deze op enig moment door ander verkeer aan het zicht waren onttrokken - is een omstandigheid die voor zijn rekening dient te komen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor het achterwege laten of matigen van de sanctie.
18. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene terecht ongegrond verklaard. Met de gemachtigde is het hof echter wel van oordeel dat de kantonrechter met de enkele motivering dat niet aannemelijk is geworden dat de maximumsnelheid niet met borden was aangegeven, onvoldoende is ingegaan op de door de betrokkene aangevoerde argumenten. Daarom zal het hof bij het bevestigen van de beslissing van de kantonrechter de gronden daarvan verbeteren.
19. Gegeven deze beslissing zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.