ECLI:NL:GHARL:2017:4257

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
21-004088-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in economische strafzaak betreffende identificatie en registratie van schapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, die schapen hield, was beschuldigd van het opzettelijk houden van schapen die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd. De tenlastelegging betrof een incident op 22 januari 2015, waarbij verbalisanten van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit een controle uitvoerden op het bedrijf van de verdachte. Tijdens deze controle werd vastgesteld dat er een discrepantie was tussen het aantal geregistreerde schapen en het aantal fysiek aanwezige schapen. De verdachte had 590 schapen, terwijl er 200 schapen op de stallijsten stonden die niet aanwezig waren.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. De tenlastelegging was gericht op het houden van schapen op de genoemde datum, maar het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op die datum de schapen had gehouden zoals ten laste gelegd. De bewijsvoering toonde aan dat er schapen waren afgevoerd zonder dat een afvoermelding was gedaan, maar dit voldeed niet aan de tenlastelegging. Bovendien waren er schapen aanwezig waarvan de aan- en afvoermeldingen buiten de wettelijke termijn waren gedaan, maar ook hieruit bleek niet dat de verdachte op de tenlastegelegde datum in overtreding was.

Uiteindelijk heeft het hof, na het afwegen van alle bewijsmiddelen, geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastelegging en heeft hij vrijspraak gekregen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004088-16
Uitspraak d.d.: 24 mei 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Gelderland van 19 juli 2016 met parketnummer 84-155551-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2015 , te [plaats 1] , in de gemeente [gemeente] , al dan niet opzettelijk, 266 schapen, althans meerdere schapen, heeft gehouden, terwijl die dieren niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, aangezien die schapen niet juist en naar waarheid waren gemeld aan het I&R systeem schapen en geiten;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Op 22 januari 2015 hebben verbalisanten van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit een controle gedaan op het bedrijf van [verdachte] in [plaats 1] . Op die dag hebben verbalisanten door telling vastgesteld dat er tenminste 590 schapen werden gehouden. Er bleek tussen de stallijsten en de telling van het aantal aanwezige schapen op het bedrijf een verschil van 200 schapen te zitten. Deze 200 schapen stonden wel geregistreerd op de stallijsten maar waren fysiek niet aanwezig op het bedrijf. Teneinde na te gaan of er van die 200 schapen ook schapen waren die ter slachting waren aangeboden aan slachthuis [naam 1] in [plaats 2] , werd op verzoek van verbalisanten op 17 maart 2015 door dhr. [naam 2] van slachthuis [naam 1] de VKI, scanlijsten en betalingsoverzichten aan [verdachte] verstrekt. Er bleken 133 schapen op de scanlijsten voor te komen die volgens het VKI waren aangevoerd op het slachthuis op verschillende data in 2014. Van deze 133 schapen die geregistreerd stonden op de controledag van 22 januari 2015 op het bedrijf van verdachte is dus geen afvoermelding doorgegeven aan het I&R-systeem schapen en geiten. Voorafgaand aan de controle op 22 januari 2015 zijn de bedrijfsregisters afgedrukt van de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 en van 1 mei 2014 tot en met 31 december 2014. In de bedrijfsregisters was te zien dat er 117 aan/afvoermeldingen buiten de wettelijke termijn van 7 dagen waren gedaan. Er waren 16 aanvoeren van schapen op 30 december 2014 aangemeld op 15 januari 2015. Deze schapen hebben dus een aanvoermelding gekregen na 14 dagen en dit is niet conform de Regeling identificatie en registratie van dieren (verder: Regeling).
De tenlastelegging ziet op de situatie waarin schapen aanwezig zijn op het bedrijf van verdachte, die niet op de stallijsten voorkomen. Aan verdachte is immers tenlastegelegd dat hij de schapen heeft ‘gehouden’. Aan verdachte is niet tenlastegelegd het verhandelen, vervoeren, aanvoeren of afvoeren van schapen. De tenlastelegging ziet alleen op ‘op of omstreeks 22 januari 2015’ als tijdstip van het feit. Uit het proces-verbaal blijkt dat er schapen zijn afgevoerd waarvan geen afvoermelding is doorgegeven aan het I&R-systeem. Van die schapen kan derhalve niet gezegd worden dat verdachte deze op of omstreeks 22 januari 2015 heeft ‘gehouden’ als bedoeld in artikel 39 van de Regeling.
Daarnaast gaat het om schapen die wel aanwezig waren op het bedrijf van verdachte, maar waarvan de aan/afvoermelding buiten de wettelijke termijn is gedaan. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter niet dat verdachte dat op of omstreeks 22 januari 2015 heeft gedaan. Verdachte heeft aan het hof overgelegd een ‘overzicht uitbetalen Graasdierpremie 2015’ van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Uit dit overzicht blijkt dat in het jaar 2015 voor 13 schapen geen premie is toegekend omdat voor deze schapen de registratie in I & R niet in orde was. Ook hieruit valt niet af te leiden dat dit op of omstreeks 22 januari 2015, de datum uit de tenlastelegging, heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft, al het voorgaande in aanmerking genomen, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.I.D. Leene, griffier,
en op 24 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.