Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een verzoek tot schorsing van de procedure naar aanleiding van het overlijden van de man, die als verzoeker in hoger beroep optrad. De advocaat van de man, mr. W.J.L. Zwaan, heeft op 10 en 25 oktober 2016 verzocht om schorsing van de procedure op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De advocaat van de vrouw, mr. F.W. Henstra, heeft op 21 februari 2017 aangegeven dat doorprocederen niet nodig is, maar dat zij haar recht daarop wenst voor te behouden en verzoekt de zaak voor 12 maanden aan te houden.
Het hof heeft het verzoek tot schorsing afgewezen, omdat artikel 225 Rv enkel van toepassing is op dagvaardingsprocedures en niet op verzoekschriftprocedures. In verzoekschriftprocedures roept de griffier de belanghebbenden op, waardoor de noodzaak van de regeling in artikel 225 Rv niet aanwezig is. Het hof heeft de erfgenamen van de man als belanghebbenden aangemerkt en verzocht om binnen twee weken aan de griffie mee te delen wie deze erfgenamen zijn. De beslissing om het schorsingsverzoek af te wijzen is genomen op 18 mei 2017, waarbij het hof alle overige beslissingen aanhoudt tot nadere informatie over de erfgenamen is ontvangen.