ECLI:NL:GHARL:2017:4167

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
WAHV 200.185.549
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Anjewierden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onduidelijkheid over snelheidsmeting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 24 november 2015 een sanctie had opgelegd aan de betrokkene. De zaak betreft een snelheidsmeting die op 2 december 2012 heeft plaatsgevonden, waarbij de betrokkene met een snelheid van 58 km/u werd gefotografeerd op een locatie waar 50 km/u was toegestaan. De betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de sanctie, en het hof heeft in eerdere tussenarresten aangegeven dat er onduidelijkheden bestonden over de gebruikte snelheidsmeetmiddelen en de bijbehorende NMi-verklaring.

De advocaat-generaal heeft aanvullende informatie verstrekt, maar het hof concludeert dat deze informatie niet voldoende helderheid biedt over de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting. Het hof heeft vastgesteld dat de gegevens die in het dossier zijn opgenomen niet zijn toegelicht door de verbalisant, waardoor de onduidelijkheden niet zijn weggenomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het dossier onvoldoende basis biedt om vast te stellen dat de gedraging is verricht zoals beschreven.

Het hof heeft daarom de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de sanctie opgelegd aan de betrokkene opgeheven. Tevens is er een verzoek om vergoeding van proceskosten toegewezen, waarbij het hof de advocaat-generaal heeft veroordeeld tot betaling van € 1116,- aan de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en verifieerbare gegevens bij snelheidsmetingen en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de bewijsstukken in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

WAHV 200.185.549
17 mei 2017
CJIB 167577584
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant
van 24 november 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], [B.V. X],
kantoorhoudende te [kantoorplaats].

Het tussenarrest van 21 november 2016

De inhoud van de tussenarresten van 21 november 2016 en 10 maart 2017 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

Naar aanleiding van het tussenarrest van het hof van 10 maart 2017 heeft de
advocaat-generaal aanvullende informatie aan het hof verstrekt. De advocaat-generaal heeft daarbij medegedeeld dat van mening is dat een nadere zitting van het hof achterwege kan blijven.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk gereageerd op de door de
advocaat-generaal verstrekte aanvullende informatie. De gemachtigde heef daarbij eveneens aangegeven dat een nadere zitting van het hof naar zijn mening achterwege kan blijven.
Het hof zal de zaak verder afdoen op de stukken va het dossier.

Beoordeling

1. In laatstgenoemd tussenarrest heeft het hof - zakelijk weergegeven - overwogen dat het zich onvoldoende voorgelicht acht met betrekking tot het in deze zaak gebruikte snelheidsmeetmiddel en de bij de foto van de gedraging vermelde gegevens van dat meetmiddel. Het hof acht daarbij van belang, welke betekenis eraan toekomt dat bovenaan de foto van de gedraging is vermeld: “71146/-----”. Door de gemachtigde van de betrokkene is betoogd, onder meer met verwijzing naar eerdere jurisprudentie van het hof,
dat gezien deze vermelding niet uitgesloten kan worden dat ten tijde van onderhavige snelheidsmeting een andere meeteenheid op de camera is aangesloten geweest, dan de meeteenheid die gezamenlijk met de camera als set is geijkt door het NMi, blijkens de NMi-verklaring daaromtrent. In het verlengde daarvan acht het hof van belang - indien dat inderdaad niet kan worden uitgesloten - wat daarvan de betekenis is voor de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting. Tenslotte acht het hof van belang welke betekenis toekomt aan de gegevens die onderaan de foto van de gedraging zijn vermeld en die zijn te herleiden tot de NMi-verklaring in het dossier. Onduidelijk acht het hof of dié gegevens hier zijn vermeld, omdat ze rechtstreeks afkomstig zijn van de gebruikte meeteenheid, of omdat ze in de camera zijn voorgeprogrammeerd en er in dit geval mogelijk ook een andere meeteenheid kan zijn gebruikt.
2. Het hof heeft de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld met betrekking tot deze punten nadere informatie te (doen) verstrekken (door de verbalisant). De advocaat-generaal heeft daarop een proces-verbaal van aanvulling van de verbalisant, d.d. 30 maart 2017, in het geding gebracht. De verbalisant verklaart daarin, voor zover hier van belang:
“Op 2 december 2012 omstreeks 11 uur 34 min, reed betrokkene met het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] op de Ringbaan West in de gemeente Tilburg met een snelheid van 58 km per uur daar waar 50 km per uur is toegestaan. De overtreding werd vastgelegd door middel van een vaste digitale camera/meetunit gekeurd door het N.M.I. Deze meeteenheid is onafscheidelijk met elkaar verbonden en zowel de camera als de meeteenheid hebben een eigen serienummer. Als er een meetunit of camera vervangen wordt komt er ook een nieuwe N.M.I. verklaring met de juiste serienummers die dan van toepassing zijn.”
3. Het hof stelt vast dat deze aanvullende verklaring van de verbalisant geen helderheid schept met betrekking tot de door het hof in het tussenarrest gesignaleerde onduidelijkheden, die zijn toegespitst op een aantal concrete gegevens die uit het dossier blijken. Die gegevens zijn in het geheel niet toegelicht door de verbalisant, die heeft volstaan met een (zeer) algemene toelichting op de werking en ijking van een meetset. Ook de advocaat-generaal heeft kennelijk geen aanleiding gezien omtrent de door het hof gesignaleerde onduidelijkheden nog aanvullende informatie te verstrekken. Dit brengt mee dat de bij het hof gerezen onduidelijkheid niet is weggenomen. Gelet daarop kan het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat deze snelheidsmeting is verricht met de meeteenheid waarop de NMi-verklaring omtrent de ijking betrekking heeft. Dat de meting is verricht met een geijkt snelheidsmeetmiddel, zoals het zaakoverzicht is vermeld, is derhalve onvoldoende komen vast te staan.
4. Het voorgaande brengt mee dat het dossier onvoldoende basis biedt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Het hof zal daarom, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, de beslissing van de officier van justitie vernietigen, alsmede de inleidende beschikking waarbij de sanctie aan de betrokkene is opgelegd.
5. Het voorgaande geeft aanleiding voor toewijzing van het verzoek om vergoeding van proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft, voor zover nog van belang, de volgende proceshandelingen verricht die hier voor vergoeding in aanmerking komen: het indienen van het administratief beroepschrift, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het indienen van een hoger beroepschrift, het verschijnen ter zitting van het hof van 24 februari 2017 en het indienen van een schriftelijke reactie op de door de advocaat-generaal verstrekte aanvullende informatie. Aan het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting dient (telkens) 1 punt te worden toegekend en aan het indienen van de schriftelijke reactie op de aanvullende informatie 0,5 punt. De waarde per punt bedraagt hier € 496,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1116,- (= 4,5 punten x € 496,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 167577584 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1116,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.