ECLI:NL:GHARL:2017:388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
Avnr: 1251-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde strafzaak tegen projectleider en uitvoerder stadiondak De Grolsch Veste

Op 9 januari 2017 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarbij de projectleider en uitvoerder van het stadiondak van De Grolsch Veste te Enschede betrokken waren. Het Openbaar Ministerie (OM) had niet kunnen onderbouwen waarom de vervolging van deze personen afhankelijk was van de uitkomst van schikkingsonderhandelingen met betrokken rechtspersonen. Eerder had het OM aangegeven dat het niet de bedoeling was om natuurlijke personen te vervolgen. Het hof heeft op basis van de feiten en de lange duur van de procedure geoordeeld dat de vervolging niet wordt voortgezet en heeft verklaard dat de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd.

De zaak was eerder behandeld door de rechtbank Overijssel, die op 8 oktober 2014 had beslist dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in zijn strafvervolging. De advocaat-generaal had tijdens de zitting op 9 januari 2017 medegedeeld dat het OM bezig was met het treffen van een schikking, maar deze ondertekening is uitgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat het OM niet duidelijk heeft gemaakt waarom de vervolging van verzoeker afhankelijk zou zijn van deze schikking, en heeft geconcludeerd dat verzoeker recht heeft op duidelijkheid over zijn procespositie.

Tegen de beslissing van het hof heeft het OM hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft reeds eerder beslist dat het verzoek van verzoeker niet ontijdig was. De uitspraak van het hof is gedaan in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van verzoeker, mr. M.M.A.J. Goris, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 08-700082-12
Avnr: 1251-16
Uitspraak: 9 januari 2017
Het hof heeft gezien het op 8 juli 2016 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift ex artikel
36van het Wetboek van Strafvordering van:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,
te dezer zake domicilie kiezende te [kantoorplaats] , ten kantore van zijn raadsvrouw,
hierna te noemen: verzoeker,
ingediend door mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo.
Op 7 november 2016 heeft het hof bij tussenbeslissing zich bevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek ex artikel
36van het Wetboek van Strafvordering, verzoeker ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en de behandeling van het verzoekschrift voor een bepaalde tijd aangehouden.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 9 januari 2017 de advocaat-generaal, verzoeker en zijn raadsvrouw mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo.
Het hof heeft met instemming van de advocaat-generaal en de raadsvrouw het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de tussenbeslissing van 7 november 2016.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift en de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder het advies van de advocaat-generaal van 9 september 2016.
De raadsvrouw heeft het verzoek nader onderbouwd en heeft gepersisteerd bij het verzoek en het hof verzocht om heden uitspraak te doen. De onderbouwing heeft de raadsvrouw in de vorm van een pleitnota aan het hof overgelegd.
De advocaat-generaal heeft ter zitting geconcludeerd dat op dit moment nog geen aanleiding bestaat om tot beëindiging van de strafzaak te beslissen, omdat het verzoek als ontijdig dient te worden aangemerkt en gewacht dient te worden op de behandeling van het ingestelde hoger beroep tegen de beslissing ex artikel 250 (oud) van het Wetboek van Strafvordering.

Overwegingen

1. Bij beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 8 oktober 2014 op het bezwaarschrift ex artikel 250 (oud) van het Wetboek van Strafvordering is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging en is verzoeker ten aanzien van de in de kennisgeving verdere vervolging omschreven strafbare feiten buiten vervolging gesteld.
Tegen deze beslissing is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Verzoeker is voor de behandeling van het ingestelde hoger beroep opgeroepen om te verschijnen voor de zitting van de bijzondere raadkamer op 19 januari 2015. De advocaat-generaal heeft op 9 januari 2015 de oproeping ingetrokken. Het ingestelde hoger beroep tegen voormelde beslissing is nog niet door de advocaat generaal bij het hof aanhangig gemaakt en dus ook door het hof nog niet op zitting behandeld. Bij beschikking van 7 november 2016 heeft het hof reeds beslist dat aan verzoeker niet kan worden tegen geworpen dat het onderhavige verzoek ontijdig is ingesteld.
2. Door de advocaat-generaal is ter zitting medegedeeld dat het openbaar ministerie doende is met het treffen van een schikking met de bij het ongeval betrokken rechtspersonen. De beslissing of verzoeker verder vervolgd zou moeten worden zou volgens de advocaat-generaal afhangen van die schikking. De ondertekening van de schikkingsovereenkomsten zou op 10 januari 2017 plaatshebben. Deze ondertekening gaat, zoals tijdens de zitting van de bijzondere raadkamer van 9 januari 2017 is gebleken, echter niet door en is voor onbepaalde tijd uitgesteld.
3. Voor de beoordeling van het verzoek acht het hof het van belang dat het openbaar ministerie geenszins duidelijk heeft gemaakt waarom de beslissing tot verdere vervolging van verzoeker zou moeten afhangen van de uitkomst van de schikkingsonderhandelingen met de betrokken rechtspersonen. Daarnaast geldt dat het openbaar ministerie ook eerder heeft aangegeven dat het niet de bedoeling was de bij de zaak betrokken natuurlijke personen, waaronder verzoeker, verder te vervolgen. Nu bovendien ook de zaak al meer dan vijf jaar loopt en verzoeker nog steeds geen duidelijkheid heeft omtrent zijn processuele positie en op het moment waarop hij dat wel zou kunnen hebben, is het hof van oordeel dat vastgesteld moet worden dat de vervolging niet wordt voortgezet, waardoor het verzoek voor toewijzing vatbaar is. Het hof zal derhalve verklaren dat de zaak geëindigd is.

BESLISSING

Het hof:
- verklaart dat de strafzaak met parketnummer: 08-700082-12 tegen verzoeker geëindigd is.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. H.H.M. van Dijk, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. M. van Seventer, raadsheren, in tegenwoordigheid van
P. Heinst, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2017.