ECLI:NL:GHARL:2017:387

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
Avnr: 1452-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag op woning en disproportionaliteit in strafzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2017 uitspraak gedaan naar aanleiding van een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.R. de Korte. Het klaagschrift was gericht tegen het conservatoir beslag dat was gelegd op de woning van klager. Dit beslag was gebaseerd op een machtiging die op 18 mei 2015 was verleend, in het kader van een strafzaak waarin klager op 11 juli 2016 door de rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld en een ontnemingsmaatregel was opgelegd van € 18.093,46. Klager had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling, maar de beroepen waren nog niet door het hof behandeld.

Tijdens de openbare raadkamer op 5 december 2016 heeft de advocaat-generaal betoogd dat het conservatoir beslag rechtmatig was gelegd, verwijzend naar artikel 12 van de Opiumwet. De raadsman van klager stelde daarentegen dat het beslag onrechtmatig was en disproportioneel, gezien de hoogte van de ontnemingsmaatregel. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het conservatoir beslag rechtmatig was. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van disproportionaliteit, aangezien dit slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen. Het belang van de strafvordering en het recht tot verhaal van het wederrechtelijk verkregen voordeel woog zwaarder dan de belangen van klager.

De beslissing van het hof was dat het beklag ongegrond werd verklaard, waarmee het conservatoir beslag op de woning van klager in stand bleef. Deze beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 21-003950-16 & 21-003951-16
Avnr: 1452-16
Uitspraak: 9 januari 2017
Het hof heeft gezien het op 1 augustus 2016 ingekomen klaagschrift ex artikel
552avan het Wetboek van Strafvordering van:

[klager] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1956] ,
te dezer zake domicilie kiezende te [kantoorplaats] , ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen klager,
ingediend door mr. P.R. de Korte, advocaat te Amsterdam, strekkende tot opheffing van het conservatoir beslag op de woning van klager.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 5 december 2016 de advocaat-generaal en de gemachtigde raadsman van klager, mr. De Korte voornoemd.
Het hof heeft kennis genomen van het klaagschrift en de overige zich in het dossier bevindende stukken.

Overwegingen

1. Naar aanleiding van de verstrekte machtiging conservatoir beslag van 18 mei 2015 is er (uiteindelijk) beslag gelegd op de woning van klager. Op 11 juli 2016 heeft de rechtbank Midden-Nederland klager in de strafzaak veroordeeld tot straf en is in de daarmee samenhangende ontnemingszaak aan klager opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 18.093,46. Op 12 juli 2016 is in zowel de strafzaak als in de ontnemingszaak namens klager hoger beroep ingesteld.
De ingestelde beroepen zijn nog niet door het hof behandeld.
2. Het klaagschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De raadsman heeft het klaagschrift nader onderbouwd en heeft gesteld dat het conservatoir beslag mede gelet op het bepaalde in artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering onrechtmatig is gelegd dan wel dat het beslag, gelet op de hoogte van de opgelegde ontnemingsmaatregel, disproportioneel is. De raadsman heeft verzocht het beklag gegrond te verklaren.
4. De advocaat-generaal heeft verwezen naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en heeft betoogd dat gelet op het bepaalde in artikel 12 van de Opiumwet het conservatoir beslag rechtmatig is gelegd en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat in hoger beroep een soortgelijke beslissing kan volgen en dat het hof het voordeel ook hoger kan vaststellen en dat derhalve het beslag niet disproportioneel is. De advocaat-generaal concludeert dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard.
5. Het hof is van oordeel dat gelet op het bepaalde in artikel 12 van de Opiumwet, welk artikel ook in de vordering machtiging conservatoir beslag is opgenomen, het conservatoir beslag rechtmatig is gelegd. Van disproportionaliteit zoals door de raadsman is aangevoerd, is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake en een dergelijk geval doet zich hier niet voor.
Naar het oordeel van het hof doet zich niet het geval voor waarin het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter in hoger beroep, later oordelende, de ontnemingsvordering zal afwijzen. Derhalve verzet het belang van de strafvordering, in het bijzonder de bewaring van het recht tot verhaal van een geldbedrag, op te leggen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zich tegen de opheffing van het conservatoir beslag.

BESLISSING

Het hof:
- verklaart het beklag ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Caminada, voorzitter, mr. R.W. van Zuijlen en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren, in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2017.