Uitspraak
552avan het Wetboek van Strafvordering van:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2017 uitspraak gedaan naar aanleiding van een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.R. de Korte. Het klaagschrift was gericht tegen het conservatoir beslag dat was gelegd op de woning van klager. Dit beslag was gebaseerd op een machtiging die op 18 mei 2015 was verleend, in het kader van een strafzaak waarin klager op 11 juli 2016 door de rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld en een ontnemingsmaatregel was opgelegd van € 18.093,46. Klager had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling, maar de beroepen waren nog niet door het hof behandeld.
Tijdens de openbare raadkamer op 5 december 2016 heeft de advocaat-generaal betoogd dat het conservatoir beslag rechtmatig was gelegd, verwijzend naar artikel 12 van de Opiumwet. De raadsman van klager stelde daarentegen dat het beslag onrechtmatig was en disproportioneel, gezien de hoogte van de ontnemingsmaatregel. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het conservatoir beslag rechtmatig was. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van disproportionaliteit, aangezien dit slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen. Het belang van de strafvordering en het recht tot verhaal van het wederrechtelijk verkregen voordeel woog zwaarder dan de belangen van klager.
De beslissing van het hof was dat het beklag ongegrond werd verklaard, waarmee het conservatoir beslag op de woning van klager in stand bleef. Deze beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken tijdens de openbare zitting.