ECLI:NL:GHARL:2017:3837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
21-003334-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen van diefstal in woning gedurende nachtrust door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, is beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen van diefstal in een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 mei 2016 in Lelystad samen met een medeverdachte zich verdacht heeft gedragen door in de buurt van woningen te fietsen en zich te verstoppen in de tuin van een woning. Bij de verdachte zijn inbrekersgereedschap en handschoenen aangetroffen, wat duidt op voorbereidingshandelingen voor een woninginbraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder gereedschap en handschoenen, zijn verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003334-16
Uitspraak d.d.: 4 mei 2017
VERSTEK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 juni 2016 met parketnummer 16-659719-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [1982] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ter lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2017 en – overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering – het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder 2 en gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie weken wordt opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat er conform het vonnis van de politierechter wordt beslist op het beslag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het in eerste aanleg tenlastegelegde onder 1 en 3, kan de verdachte hierin niet worden ontvangen. Hoger beroep ingesteld door verdachte tegen een gegeven vrijspraak is niet mogelijk. Verdachte zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
2.hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Lelystad, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met braak, verbreking en/of inklimming, in vereniging gepleegd, al dan niet gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat (artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
- op (een) fiets(en) ter plaatse is/zijn gegaan naar de wijk [naam wijk] en/of
- daar opzettelijk inbrekersgereedschap(pen), waaronder een breekijzer en/of handschoenen, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf heeft/hebben vervoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
- een/de fiets(sen) heeft/hebben gestald in/bij een steeg, en/of
- daar in de tuin van een woning is/zijn gelopen en/of geweest en/of zich heeft/hebben opgehouden, en/of
- daar zich heeft/hebben verstopt achter bosschages.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof overweegt als volgt. Het heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de bewijsmiddelen te twijfelen, zoals die later in een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest worden opgenomen.
Op de late avond van 29 mei 2016 omstreeks 23.26 uur komt er bij de politie een melding binnen inhoudende dat er twee manspersonen rondjes in de buurt van [naam straat] te Lelystad fietsen die veel aandacht lijken te hebben voor de huizen aldaar. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gaan ter plaatse. Onderweg ontvangen de verbalisanten een signalement van voornoemde personen. Ter plaatse gearriveerd vernemen de verbalisanten van collega’s dat er aan het begin van de steeg aan de achterzijde van de woningen aan [naam straat] twee fietsen staan en het aan het einde van de steeg alleen mogelijk is om linksaf te slaan. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien vervolgens dat er twee personen uit de voortuin van het hoekpand behorend bij [adres] komen, die voldoen aan het eerder aan hen doorgegeven signalement. Niet veel later zien zij dat deze personen op hun hurken gaan zitten op de stoep van de voortuin van [adres] , waarbij zij zich naast dan wel achter de coniferen ophouden alsof zij niet gezien willen worden. Verdachte is een van de twee mannen die wordt aangetroffen door de verbalisanten.
In een fietstas van één van de fietsen die de mannen bij zich hadden wordt een breekijzer aangetroffen. Voorts wordt in de voortuin van het perceel behorend bij [adres] tussen de coniferen – alwaar verdachte en zijn medeverdachte zich gehurkt ophielden zoals hierboven weergegeven – een paar zwarte handschoenen, een aansteker en een paar in elkaar gevouwen handschoenen aangetroffen.
Verdachte verklaart tegenover de politie dat hij samen met zijn collega (het hof begrijpt: de medeverdachte) gewoon aan het wandelen was en hij alleen maar een sigaret wilde roken. De fiets die hij bij zich had, had hij gevonden en hetzelfde geldt voor de fiets van zijn medeverdachte. Omtrent het in de fietstas van een van de fietsen aangetroffen breekijzer verklaart verdachte dat hij deze bij zich had om zich zo nodig te kunnen verdedigen.
Het hof acht voornoemde door verdachte afgelegde verklaring in het licht van de bovenbeschreven bevindingen van de verbalisanten niet aannemelijk en hecht hieraan zodoende geen geloof.
Het in de tenlastelegging genoemde delict waarop de voorbereiding zou zijn gericht betreft diefstal met braak door twee of meer verenigde personen, gedurende een voor de nachtelijke uren bestemde tijd in een woning en/of een besloten erf waarop een woning is gevestigd een delict. Op het voltooide delict is gelet op de voornoemde strafverzwarende elementen ingevolge artikel 311 tweede lid Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf van negen jaren gesteld.
Het hof leidt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de bovenstaande gedragingen in onderling verband en samenhang gezien – waaronder het op de fiets rondkijkend kennelijk ‘afleggen’ van een woning of meer woningen, het meevoeren van een breekijzer, het uit de voortuin komen van een woning en het vervolgens op de stoep van de voortuin van een andere woning in gehurkte houding (gaan) zitten, de aanwezigheid van enkele (kennelijk door verdachten meegevoerde) paren handschoenen naast het tuinhekje waar verdachten op hun hurken zaten, dat alles rond de klok van 23:30 uur - af dat verdachte samen met zijn medeverdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het plegen van diefstal met braak door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en/of besloten erf waarop een woning is gevestigd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
onder 2 tenlastegelegdeheeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks29 mei 2016 te Lelystad, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland,ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met braak, verbreking en/of inklimming, in vereniging gepleegd, al dan niet gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning of op een besloten erf waarop een woning staat (artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht), althans een metanderen ofeen ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
- op(een)fiets(en)ter plaatse is/zijn gegaan naar de wijk [naam wijk] en/of
- daar opzettelijk inbrekersgereedschap(pen), waaronder een breekijzer en/ofhandschoenen, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf heeft/hebben vervoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
-een/de fiets(sen)heeft/hebben gestald in/bijeen steeg, en/of
- daar in de tuin van een woning is/zijn gelopen en/ofgeweest en/ofzich heeft/hebben opgehouden, en/of
- daar zich heeft/hebben verstopt achter bosjes.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereidingshandelingen van diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning staat, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich tezamen met een ander op 29 mei 2016 te Lelystad schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen van het medeplegen van een woninginbraak onder stafverzwarende omstandigheden. Woninginbraken veroorzaken niet alleen overlast en schade bij de slachtoffers, maar maken ook dat er gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij ontstaan.
Het hof weegt mee dat verdachte blijkens zijn uittreksel justitiële documentatie van 22 maart 2017 niet eerder is veroordeeld in Nederland.
Wat betreft de aan verdachte op te leggen straf zal het hof aansluiting zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting zoals die worden gehanteerd binnen de rechtspraak (
https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Strafrecht/Paginas/Orientatiepunten-voor-straftoemeting.aspx). Het hof zal het oriëntatiepunt voor woninginbraak als uitgangspunt nemen en in het verlengde van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht – inhoudende dat in geval van voorbereiding van een misdrijf de maximaal op te leggen straf met de helft wordt verminderd – het volgens het oriëntatiepunt in beginsel op te leggen eveneens met de helft verminderen. Het hof ziet geen aanleiding om een andere straf op te leggen.

Beslag

Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de volgende inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen:
- gereedschap;
- handschoenen.
Aannemelijk is geworden dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren.
Het hof zal deze voorwerpen daarom verbeurd verklaren.
Van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt, zodat het hof de bewaring van de voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende zal gelasten:
- twee fietsen;
- documenten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft verder gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
­ gereedschappen;
­ handschoenen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
­ twee fietsen;
­ documenten
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier,
en op 4 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 mei 2017.
Tegenwoordig:
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. C.L. van Kooten, advocaat-generaal,
J.R.M. Roetgerink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.