Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven I, II en IIIrichten zich tegen de door de deskundige getaxeerde en door de rechtbank overgenomen dagwaarde van de Monteverdi ten tijde van het ongeval.
Grief Ibetreft vooral de staat waarin de Monteverdi zich kort voor het ongeval bevond,
grief IIricht zich tegen de wijze van taxeren en de daarbij gebruikte bronnen, terwijl
grief IIIde vaststelling van de dagwaarde van de auto door de rechtbank betreft. In zijn toelichting op deze derde grief beroept [appellant] zich bovendien op eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] en verzoekt hij subsidiair matiging en toerekening naar redelijkheid. Deze drie grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
I – IIIals volgt.
grieven I, II en IIIvergeefs zijn voorgedragen.
grief VIten slotte voert [appellant] aan dat de rechtbank haar vonnis ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. [geïntimeerde] is direct na het vonnis overgegaan tot tenuitvoerlegging daarvan, hetgeen heeft geleid tot een betalingsregeling. Volgens [appellant] is dat nadelig voor zijn lichamelijke gesteldheid. [appellant] stelt daarmee een groter belang te hebben bij stopzetting van de tenuitvoerlegging dan [geïntimeerde] heeft bij het doorzetten daarvan. Ook deze grief is vergeefs voorgedragen, enerzijds in het licht van de beoordeling door het hof van de overige grieven en anderzijds, omdat de in deze grief genoemde argumenten tegen deze beslissing van de rechtbank op zichzelf bezien al onvoldoende zijn en overigens ook in het geheel niet onderbouwd.
6.De slotsom
€ 4.077,50(2,5 punt x tarief IV)