ECLI:NL:GHARL:2017:3600

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
200.210.635/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot treffen voorlopige voorziening en schorsing van de werking van een bestreden beschikking inzake gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen. De zaak betreft een geschil tussen de ouders van twee minderjarigen, waarbij de moeder verzoekt om het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen en om met het gezag over hen te worden belast. De vader is in eerste aanleg door de rechtbank Overijssel belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen, wat de moeder betwist. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om schorsing van de werking van de bestreden beschikking van de rechtbank, die op 2 december 2016 is uitgesproken. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2017 is de vader verschenen, terwijl de moeder niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar advocaat. De raad voor de kinderbescherming heeft ook een vertegenwoordiger gestuurd. Het hof overweegt dat de rechtbank in eerste aanleg niet op de juiste wijze heeft gehandeld door zonder het horen van partijen en zonder advies van de raad het gezag te wijzigen. Het hof concludeert dat de belangen van de kinderen in deze zaak voorop staan en dat het verzoek van de moeder tot schorsing van de beschikking moet worden toegewezen. Het hof schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Overijssel, zodat de situatie van de kinderen voorlopig niet verandert totdat de hoofdzaak is beoordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.210.635/02
(zaaknummer rechtbank Overijssel 192723)
beschikking van 25 april 2017 op het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. U. Ugur te Hengelo (O),
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.G. Blankestijn.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 2 december 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, waarbij de rechtbank – met wijziging van de beschikking van dit hof van 11 april 2013 – de vader met het gezag over na te melden minderjarigen heeft belast, de inhoud van het door partijen op 26 september 2016 ondertekende ouderschapsplan in haar beschikking heeft opgenomen en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens houdende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingekomen op 1 maart 2017;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 april 2017 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Namens haar was aanwezig haar advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming te Almelo (verder: de raad) is verschenen [medewerker raad] .

3.De motivering van de beslissing

3.1
Partijen zijn de ouders van [kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] , en [kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] . De moeder heeft alleen het gezag over beide kinderen. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vader belast met het eenhoofdig gezag.
Aan de orde is het verzoek van de moeder te bepalen – voor de duur van het geding in de hoofdzaak – dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar zullen hebben en dat zij met het gezag wordt belast.
De vader voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.2
Zoals (de advocaat van) de moeder ter mondelinge behandeling heeft toegelicht, gaat het er de moeder feitelijk om dat de bestreden beschikking niet ten uitvoer wordt gelegd, zodat het verzoek (ook) kan worden gezien als een verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking.
3.3
Het hof overweegt dat het in dit geval niet in de rede lag om, zoals de rechtbank heeft gedaan, op een daartoe strekkend – weliswaar gezamenlijk – verzoek zonder partijen te horen en zonder het advies van de raad in te winnen het gezag te wijzigen en de vader met het eenhoofdig gezag te belasten, waardoor hij de bevoegdheid heeft gekregen te beslissen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Dit klemt te meer nu dit hof bij beschikking van 11 april 2013 het gezamenlijk gezag van partijen over [kind 1] heeft beëindigd en heeft bepaald dat de moeder alleen het gezag over hem toekomt. Daarbij komt dat [kind 2] ten tijde van het geven van de bestreden beschikking nog geen half jaar oud was en de vraag gerechtvaardigd was (en is) of de continuïteit van de dagelijkse zorg voor [kind 2] bij eenhoofdig gezag door de vader en een wijziging van de hoofdverblijfplaats van het kind wel is gewaarborgd. Het gelasten van een mondelinge behandeling in eerste aanleg, zodat partijen hun verzoek nader hadden kunnen toelichten, de raad zijn zienswijze had kunnen geven en de kinderrechter had kunnen onderzoeken wat in het belang van de kinderen wenselijk is, had in het onderhavige geval voor de hand gelegen.
3.4
Voorts neemt het hof in aanmerking dat de raad ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft medegedeeld dat de raad inmiddels een onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel is gestart, dat dit onderzoek zich in een afrondende fase bevindt en dat in ieder geval een verzoek strekkende tot ondertoezichtstelling van de kinderen zal worden ingediend.
3.5
Uit het voorgaande volgt dat (nader) dient te worden beoordeeld of de belangen van de kinderen zich verzetten tegen toewijzing van het gezamenlijk verzoek alleen de vader met het gezag over de kinderen te belasten, welke beoordeling in de hoofdzaak aan de orde zal komen. Het belang van de vader dient daarvoor vooralsnog te wijken. Daarom zal het hof het verzoek van de moeder tot het treffen van een voorlopige voorziening dan wel tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking toewijzen, in zoverre dat het hof de werking van de bestreden beschikking (ambtshalve) zal schorsen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de vrouw toe als volgt:
schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 2 december 2016.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, J.H. Lieber en Th.C.M. Willemse, bijgestaan door mr. Th.H.M. Lueb als griffier, en is op 25 april 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.