ECLI:NL:GHARL:2017:3570

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
21-003342-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor misleidende houdbaarheidsdata op zuivelproducten en vrijspraak voor valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van het op misleidende wijze verlengen van de houdbaarheidsdata op verschillende zuivelproducten zonder voorafgaand onderzoek. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van in totaal 30.000 euro, waarbij 10.000 euro voor het niet naleven van de HACCP-procedure en 20.000 euro voor het misleiden van consumenten door het wijzigen van de houdbaarheidsdata. De verdachte werd vrijgesproken van valsheid in geschrift, omdat het hof niet kon vaststellen dat de wijziging van de houdbaarheidsdatum op een wijze was die als valsheid in geschrift kon worden gekwalificeerd. Het hof oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de tenlastelegging voldoende duidelijk was. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden, maar het hof verwierp dit verweer. De zaak kwam voort uit een inspectie door de NVWA, waarbij verschillende producten met gewijzigde houdbaarheidsdata werden aangetroffen. Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de in de tenlastelegging genoemde feiten, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de naleving van voedselveiligheidsnormen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003342-15
Uitspraak d.d.: 26 april 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juni 2015 met parketnummer 16-995022-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. A. Klaassen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, kwalificatie en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De geldigheid van de dagvaarding ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 heeft hij daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat de verwijzing naar “zuivelproducten” niet specifiek genoeg is en dat ook niet duidelijk is welke HACCP-procedure in de tenlastelegging wordt bedoeld.
Ter zake van feit 3 heeft de raadsman - kort gezegd - betoogd dat het gemaakte verwijt onvoldoende feitelijk is omschreven, nu niet duidelijk is op welke in de tenlastelegging genoemde kenmerken de misleiding betrekking heeft. Bovendien wordt in feit 3 op geen enkele wijze omschreven waarin de gestelde misleiding zou hebben bestaan, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van de feiten 2 en 3 geldig is en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde is het hof van oordeel dat het in het licht van het dossier voldoende duidelijk is waarop de tenlastelegging betrekking heeft. Zo blijkt uit de tekst van het onder 1 tenlastegelegde op welke zuivelproducten wordt gedoeld bij feit 2 en is het - ook bezien in de context van het dossier - onmiskenbaar dat de misleiding bij feit 3 betrekking heeft op de houdbaarheid van de genoemde producten. Ter terechtzitting is het hof overigens ook gebleken dat (de vertegenwoordiger van) de verdachte de verwijten zoals omschreven in het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begrepen. Het hof verwerpt daarom de door de raadsman gevoerde verweren.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, de verpakking(en) van gekoelde zuivelproducten, te weten:
- Cambozola Gold en/of
- Smoothies en/of
- Philadelphia Duo tijm & honing en/of
- Philadelphia paprika & kruiden en/of
- Boursin Peper,
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
immers heeft zij en/of haar mededader(s), (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op deze verpakking(en) een andere tenminste-houdbaar-tot-datum vermeld dan door de producent van die producten was aangegeven,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
en/of
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valse en/of vervalste verpakking(en) van gekoelde zuivelproducten, te weten:
- Cambozola Gold en/of
- Smoothies en/of
- Philadelphia Duo tijm & honing en/of
- Philadelphia paprika & kruiden en/of
- Boursin Peper,
zijnde geschrift(en) als ware het echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij genoemde zuivelproducten ten verkoop aanbood en/of verkocht,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid (een) andere tenminste-houdbaar-tot-datum was vermeld dan door de producent van de producten was aangegeven;
2:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland,
heeft gehandeld in strijd met artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 852/2004, immers heeft zij als exploitant van een levensmiddelenbedrijf geen zorg gedragen voor de invoering en/of de uitvoering en/of de handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s) de tenminste-houdbaar-tot-datum op zuivelproducten veranderd en deze producten op de markt gebracht, zonder eerst een HACCP-procedure uit te voeren op deze producten;
3:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland,
Cambozola en/of Smoothies en/of Philadelphia en/of Boursin Peper, althans zuivelproducten, althans waren heeft verhandeld anders dan met inachtneming van de in het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen gestelde voorschriften met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of voorstellingen betreffende de houdbaarheid,
immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) in strijd met artikel 29 van genoemd besluit bij het verhandelen van eet- en drinkwaren en/of bij de aanprijzing daarvan aanduidingen en/of vermeldingen en/of voorstellingen gebezigd die onjuist of onvolledig waren en/of een onjuiste indruk wekten, misleidend waren met betrekking tot de kenmerken van de betrokken eet- of drinkwaar, en met name tot de aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging;
4:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk, als exploitant van een levensmiddelenbedrijf dierlijke bijproducten en/of afgeleide producten, die in het toepassingsgebied van de verordening EG nr. 1069/2009 vallen, deed ontstaan, deze producten niet heeft geïdentificeerd en/of er niet voor heeft gezorgd dat deze producten overeenkomstig genoemde verordening werden verwerkt, immers heeft zij kaas(producten) die bedorven zijn, althans categorie 2-materiaal, niet (juist) geïdentificeerd en/of niet verwerkt, immers had zij deze in opslag;
5:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk, als aangifteplichtige van categorie 1-materiaal of categorie 2-materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011 niet zo spoedig mogelijk en/of uiterlijk op de eerste werkdag, volgend op de dag waarop dat materiaal is ontstaan, aangifte heeft gedaan bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een werkgebied is vastgesteld en binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond,
immers heeft zij, verdachte, bedorven kaas en/of kaas met een verlopen tenminste-houdbaar-tot-datum tussen de goede kazen bewaard en geen aangifte gedaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Het hof heeft geconstateerd dat de tenlastegelegde periode in de hiervoor genoemde feiten niet steeds gelijkluidend is. In het licht van het dossier leest het hof bij feit 1 (bij het na en/of tenlastegelegde) en de feiten 2, 3, 4 en 5 de tenlastegelegde periode telkens verbeterd als “11 november 2011 tot en met 21 maart 2012”. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ter zake van het onder 1 tenlastegelegde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. Daartoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat het enkele wijzigen van een eerder aangebrachte houdbaarheidsdatum geen valsheid in geschrift oplevert. Van valsheid is niet zonder meer sprake, nu het is toegestaan om de ten-minste-houdbaar-tot-datum (hierna: tht-datum) op levensmiddelen te wijzigen, aldus de raadsman. Bovendien kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat bij verdachte sprake was van een oogmerk tot misleiding.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Vast staat dat verdachte tht-data op verschillende producten, waaronder de in de tenlastelegging genoemde gekoelde zuivelproducten, heeft gewijzigd. Daarbij werd de nieuwe (latere) tht-datum over de oorspronkelijk op de verpakking aangebrachte datum heen gezet dan wel werd de oorspronkelijk aangebrachte tht-datum verwijderd zodat deze originele tht-datum niet langer zichtbaar was.
Het wijzigen van een tht-datum op levensmiddelen levert niet zonder meer een overtreding op van de Warenwet. Onder omstandigheden is het toegestaan om deze datum te wijzigen. Gelet daarop levert het enkele vervangen van de houdbaarheidsdatum niet op een bewezenverklaring van valsheid in geschrift zoals tenlastegelegd onder feit 1.
Daarbij merkt het hof nog op dat in de tenlastelegging enkel is opgenomen dat verdachte een andere tht-datum heeft vermeld dan door de producent was aangegeven. Niet is tenlastegelegd dat verdachte deze nieuwe tht-datum over de oorspronkelijke tht-datum heen heeft aangebracht waardoor deze laatste datum niet meer zichtbaar was of anderszins duidelijk was dat de oorspronkelijke tht-datum was gewijzigd. Het hof zal verdachte aldus vrijspreken van de onder 1 tenlastegelegde valsheid in geschrift.
Gelet op deze beslissing komt het hof niet toe aan de bespreking van het verweer van de raadsman inhoudende dat feit 3 een specialis is van feit 1 en verdachte daarom ter zake van feit 1 had moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vrijspraak ter zake van het onder 4 tenlastegelegde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van dit feit. Daartoe heeft hij - onder meer - betoogd dat niet kan worden bewezen dat de tijdens de inspectie op 21 maart 2012 aangetroffen kazen “categorie 2-materiaal” zijn zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009. De omstandigheid dat een kaas beschimmeld en opengebarsten is, brengt niet zonder meer met zich dat deze kaas bedorven is en daarmee “categorie 2-materiaal” in voornoemde zin.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Op 21 maart 2012 hebben twee inspecteurs van de NVWA in een opslagruimte van verdachte verschillende beschimmelde kazen aangetroffen. Deze kazen vertoonden grote scheuren en waren door kaasmijt aangetast.
Voor een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde dient vast te staan dat de aangetroffen kazen bedorven en dus “categorie 2-materiaal” waren. Bij gebrek aan overig bewijsmateriaal acht het hof de enkele bevindingen van de inspecteurs van de NVWA onvoldoende om vast te stellen dat het daadwerkelijk om “categorie 2-materiaal” ging. In dit verband merkt het hof op dat een beschimmelde kaas niet per definitie bedorven is en daarmee behoort tot de hiervoor genoemde tweede categorie, zoals ook door de raadsman is betoogd. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde.

Vrijspraak ter zake van het onder 5 tenlastegelegde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 5. Daartoe heeft hij - kort gezegd - naar voren gebracht dat de tijdens de inspectie op 21 maart 2012 aangetroffen kazen in de blokkadehoek stonden en deze dus niet tussen de goede kazen werden bewaard. Voorts brengt het enkele feit dat een tht-datum is verlopen niet met zich dat kaas bedorven is, aldus de raadsman. Bovendien kan volgens de raadsman - met dezelfde motivering als bij feit 4 - niet worden bewezen dat de aangetroffen kazen “categorie 2-materiaal” zijn zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De vertegenwoordiger van de verdachte heeft ter terechtzitting van het hof erkend dat kazen die niet meer goed waren in de tenlastegelegde periode langer bleven liggen bij verdachte dan wettelijk was toegestaan. De Rendac - de “ondernemer” zoals bedoeld in de tenlastelegging - werd door verdachte niet tijdig ingeschakeld om deze kazen te verwerken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt echter niet dat verdachte in de tenlastegelegde periode niet tijdig aangifte heeft gedaan van de opslag van kazen die “categorie 1-materiaal” of “categorie 2-materiaal” zijn zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening (EG) nr. 1069/2009. In dit verband merkt het hof op dat een beschimmelde kaas of een kaas met een verlopen houdbaarheidsdatum niet per definitie bedorven is, zoals ook is opgemerkt door de raadsman. Nu daarmee naar het oordeel van het hof niet onomstotelijk vast staat dat het in de tenlastegelegde periode ging om “categorie 1-materiaal” of “categorie 2-materiaal” zoals bedoeld in de hiervoor genoemde Verordening zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 5 tenlastegelegde.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 2 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van dit feit. Daartoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte een eigen HACCP-procedure heeft uitgevoerd op de in de tenlastelegging bedoelde zuivelproducten, waarbij producten die niet geschikt zijn voor verdere handel via een aparte procedure uit de verkoop werden gehaald.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde dient komen vast te staan dat tht-data op zuivelproducten werden veranderd door verdachte zonder eerst
eenHACCP-procedure uit te voeren op deze producten.
In de tenlastegelegde periode heeft verdachte tht-data op zuivelproducten veranderd.
Ter terechtzitting van het hof heeft de vertegenwoordiger van de verdachte erkend dat de producten waarbij de tht-datum werd gewijzigd niet altijd zijn onderzocht in een laboratorium. Enkele keren zijn de zuivelproducten wel voor onderzoek naar een laboratorium gegaan. Uit dat onderzoek bleek steeds dat deze producten nog goed waren. Daarom kon verdachte - zo heeft de vertegenwoordiger van de verdachte ter zitting van het hof bevestigd - er vervolgens van uit gaan dat de tht-datum op producten wel gewijzigd kon worden zonder telkens een HACCP-onderzoek naar deze producten te doen verrichten. De vertegenwoordiger van de verdachte was naar eigen zeggen zelf wel in staat om te beoordelen of een product nog goed was.
Uit het voorgaande alsmede uit een aantal afgeluisterde telefoongesprekken - waarin een nieuwe tht-datum werd afgesproken met een klant zonder enig voorafgaand onderzoek van de producten - blijkt dat de tht-data op zuivelproducten door verdachte werden gewijzigd zonder dat enige (deugdelijke) procedure werd uitgevoerd op deze producten om risico’s in te perken. In ieder geval liet verdachte geen HACCP-procedure uitvoeren zoals beschreven in het kwaliteitshandboek over HACCP-procedures waarover zij de beschikking had en waarvan een deel door de raadsman aan het hof is verstrekt. Gelet daarop is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in feit 2 omschreven verwijt.
Deze verboden gedraging kan aan de rechtspersoon redelijkerwijs worden toegerekend nu zij is verricht in de sfeer van de rechtspersoon, zoals ook niet door de verdachte is bestreden.
Het hof verklaart het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 3 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 3. Daartoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat geen sprake is van misleiding door het wijzigen van tht-data. Immers is niet onderzocht of de producten de door verdachte verschafte kenmerken met betrekking tot de houdbaarheid niet (meer) bezaten.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
In de tenlastegelegde periode heeft verdachte tht-data op de in de tenlastelegging genoemde zuivelproducten veranderd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de nieuwe (latere) tht-datum over de originele tht-datum heen werd aangebracht zodat deze originele datum niet langer zichtbaar was dan wel dat de eerder aangebrachte tht-datum was verwijderd.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor omschreven handelwijze misleiding (in ieder geval van de consument) oplevert. Doordat de nieuwe tht-datum over de originele datum heen werd aangebracht op de verpakkingen van de in de tenlastelegging vermelde zuivelproducten of de originele tht-datum was verwijderd leek het voor de consument alsof deze nieuwe datum de originele tht-datum was. Ook overigens werd niet vermeld dat de originele tht-datum was gewijzigd. Daarmee bevatten voornoemde verpakkingen steeds een misleidende vermelding ten aanzien van de houdbaarheid. De consument moet er immers van uit kunnen gaan dat de originele tht-datum op de verpakking van een product staat vermeld althans moet de consument het kunnen zien indien er een nadere tht-datum is aangebracht. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in feit 3 omschreven verwijt.
Deze verboden gedraging kan aan de rechtspersoon redelijkerwijs worden toegerekend nu zij is verricht in de sfeer van de rechtspersoon, hetgeen ook niet door verdachte is bestreden.
Het hof verklaart het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2:
zij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats]
, althans in Nederland,
heeft gehandeld in strijd met artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) 852/2004, immers heeft zij als exploitant van een levensmiddelenbedrijf geen zorg gedragen voor de invoering en/of de uitvoering en/of de handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen,
immers heeft zij, verdachte
en/of haar mededader(s)de tenminste-houdbaar-tot-datum op zuivelproducten veranderd en deze producten op de markt gebracht, zonder eerst een HACCP-procedure uit te voeren op deze producten;
3:
zij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 11 november 2011 tot en met 21 maart 2012 te [vestigingsplaats]
, althans in Nederland,
Cambozola en
/ofSmoothies en
/ofPhiladelphia en
/ofBoursin Peper
, althans zuivelproducten, althans warenheeft verhandeld anders dan met inachtneming van de in het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen gestelde voorschriften met betrekking tot het bezigen van vermeldingen of voorstellingen betreffende de houdbaarheid,
immers heeft zij, verdachte,
en/of haar mededader(s)in strijd met artikel 29 van genoemd besluit bij het verhandelen van eet- en drinkwaren en/of bij de aanprijzing daarvan
aanduidingen en/ofvermeldingen
en/of voorstellingengebezigd die
onjuist of onvolledig waren en/of een onjuiste indruk wekten,misleidend waren met betrekking tot de kenmerken van de betrokken eet- of drinkwaar,
enmet name tot de
aard, identiteit, hoedanigheden, samenstelling, hoeveelheid,houdbaarheid
, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde:
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde wegens strijd met het legaliteitsbeginsel. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de in de tenlastelegging bedoelde HACCP-procedure neerkomt op de door de NVWA in het informatieblad 6 / 15 juli 2009 omschreven microbiologische analyse. Deze microbiologische analyse is niet terug te vinden in wet- en regelgeving, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, komt het verwijt dat verdachte in het onder 2 tenlastegelegde wordt gemaakt neer op het wijzigen van tht-data op zuivelproducten zonder eerst
eenHACCP-procedure uit te voeren op deze producten. Nu verdachte geen enkele HACCP-procedure heeft uitgevoerd, is het hof tot een bewezenverklaring van feit 2 gekomen, wat er verder ook zij van de door de raadsman opgeworpen vraag of er voor een microbiologische analyse zoals bedoeld door de NVWA een wettelijke basis zou zijn. Het hof zal verdachte daarom niet ontslaan van alle rechtsvervolging.
Ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde:
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, voor zover de tenlastelegging is gebaseerd op het hiervoor genoemde informatieblad van de NVWA. Als dat zo is, is geen sprake van strijd met enig wettelijk voorschrift, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman. Daartoe overweegt het hof dat het onder 3 tenlastegelegde feit niet is gebaseerd op het genoemde informatieblad van de NVWA. De strekking van dit feit komt er naar het oordeel van het hof op neer dat sprake is geweest van misleidende informatie ten aanzien van de houdbaarheid en niet meer dan dat.
Het onder 3 tenlastegelegde is thans strafbaar ingevolge artikel 2, zesde lid, van het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen in verbinding met artikel 7, eerste lid, onder a, van de Verordening (EU) nr. 1169/2011. In artikel 2 lid 6 van het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen is immers bepaald dat het verboden is om in strijd te handelen met artikel 7 van voornoemde Verordening. De strekking van artikel 7, eerste lid, onder a, van deze Verordening is dat voedselinformatie niet misleidend mag zijn ten aanzien van de houdbaarheid, wat in dit geval (zo heeft het hof hiervoor geoordeeld) wel zo was.
Ten tijde van het tenlastegelegde was de in feit 3 omschreven gedraging strafbaar gelet op het bepaalde in artikel 2, eerste lid, in verbinding met artikel 29 van het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
de overtreding:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet, begaan door een rechtspersoon.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
de overtreding:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 8c van de Warenwet, begaan door een rechtspersoon, vijfmaal gepleegd.
Het hof is - anders dan de rechtbank - van oordeel dat geen sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 2 en 3. Ook anders dan de rechtbank beschouwt het hof het onder 2 bewezenverklaarde als een voortdurend delict. Daarom zal het hof één straf opleggen ten aanzien van feit 2.
In het licht van het dossier begrijpt het hof dat met “Philadelphia” zoals genoemd in het onder 3 tenlastegelegde wordt bedoeld “Philadelphia Duo tijm & honing” en “Philadelphia paprika & kruiden”. Gelet daarop gaat het hof bij feit 3 uit van vijf overtredingen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld conform de beslissing van de rechtbank.
De raadsman heeft het hof verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete. Indien het hof daar niet in mee gaat, heeft de raadsman gewezen op de Richtlijn voor strafvordering Warenwet van het openbaar ministerie en aangevoerd dat geen hogere straf opgelegd moet worden dan door deze richtlijn is voorgeschreven.
Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat de redelijke termijn is overschreden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wijzigen van tht-data op verschillende zuivelproducten zonder eerst een HACCP-procedure te volgen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verhandelen van zuivelproducten waarbij een nieuwe tht-datum over de originele tht-datum heen werd aangebracht of nadat de oorspronkelijke tht-datum was verwijderd. Door dit handelen heeft verdachte de consument misleid. Het vertrouwen dat de consument moet kunnen stellen in de op het product weergegeven tht-datum is hiermee geschaad. Het zonder toepassing van een deugdelijke procedure veranderen van de tht-datum kan bovendien een gezondheidsrisico met zich brengen.
Naar het oordeel van het hof betreft het ernstige overtredingen, waarbij op professionele wijze en gestructureerd te werk is gegaan door verdachte en haar medeverdachten.
Het hof heeft ten voordele van verdachte in de strafoplegging meegewogen dat zij blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 maart 2017 niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit.
Het hof houdt voorts ten voordele van verdachte rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Deze overschrijding dient bij de strafoplegging gecompenseerd te worden. Zonder schending van de redelijke termijn zou het hof ter zake van het onder 3 tenlastegelegde aan verdachte hebben opgelegd een geldboete van 5.000 euro per begane overtreding, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn volstaat het hof met de oplegging van een geldboete van 4.000 euro per begane overtreding (in totaal dus een geldboete van 20.000 euro). Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde zal het hof verdachte veroordelen tot een geldboete van 10.000 euro.
Het hof ziet - anders dan de raadsman heeft betoogd - geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Voorts acht het hof zich bij de strafoplegging niet gebonden aan de door de raadsman genoemde Richtlijn voor strafvordering Warenwet van en voor het openbaar ministerie.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 4 en 8c van de Warenwet, artikel 29 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van de onder 2 bewezen verklaarde overtreding:

Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 10.000,00 (tienduizend euro).

Ten aanzien van de onder 3 bewezen verklaarde overtredingen:
Veroordeelt de verdachte tot
5 (vijf) geldboetes, elk van
€ 4.000,00 (vierduizend euro).
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 26 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. A. van Waarden en L.E.M. Hendriks zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 26 april 2017.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. C.C.M. Poland, advocaat-generaal,
G. Heeres, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De vertegenwoordiger van de verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.