ECLI:NL:GHARL:2017:3566

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
WAHV 200.189.167
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 25 februari 2016 een administratieve sanctie had opgelegd. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet behoorlijk is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter. Het hof heeft in een tussenarrest van 13 februari 2017 bepaald dat de zaak op een zitting van het hof behandeld zou worden. Tijdens de zitting op 11 april 2017 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, terwijl mr. C.T. Brontsema als gemachtigde van de advocaat-generaal optrad.

Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie de gemachtigde niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met artikel 7:16 van de Awb in verbinding met artikel 7, tweede lid, van de WAHV. Het hof oordeelt dat de bezwaren van de gemachtigde niet als kennelijk ongegrond kunnen worden aangemerkt. Daarom heeft het hof de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard, omdat er geen bezwaren tegen deze beschikking zijn ingediend.

Daarnaast heeft het hof het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen. Het hof oordeelt dat de werkzaamheden van de gemachtigde niet redelijkerwijs het belang van de betrokkene hebben gediend, aangezien hij niet in hoger beroep is verschenen en geen gronden heeft aangevoerd tegen de administratieve sanctie. Het hof concludeert dat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

WAHV 200.189.167
25 april 2017
CJIB 184856234
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 25 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

Het tussenarrest

Bij tussenarrest van 13 februari 2017 heeft het hof bepaald dat de onderhavige zaak wordt behandeld op een zitting van het hof. De inhoud van dat arrest wordt als ingelast beschouwd.

Het verdere procesverloop

De zaak is behandeld ter zitting van 11 april 2017. De gemachtigde van de betrokkene is niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. C.T. Brontsema.

Beoordeling

1. Op grond van de inhoud van het tussenarrest, waarin is overwogen dat de betrokkene niet behoorlijk is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter, zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen. Het hof dient vervolgens het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te beoordelen.
2. De gemachtigde betoogt – onder meer – dat de officier van justitie ten onrechte voorbij is gegaan aan het verzoek van de gemachtigde om te worden gehoord.
3. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in zijn administratief beroepschrift heeft aangevoerd dat de verweten gedraging en aanwezigheid op de pleeglocatie wordt ontkend en dat de betrouwbaarheid van de meting wordt betwist. Voorts heeft de gemachtigde expliciet aan de officier van justitie verzocht te worden gehoord. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard zonder aan dit verzoek te voldoen.
4. Ingevolge artikel 7:16 van de Awb in verbinding met artikel 7, tweede lid, van de WAHV moet de officier van justitie de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Hij kan daar, in een situatie als deze, alleen van afzien indien het beroep kennelijk ongegrond is.
5. Het hof is van oordeel dat de officier van justitie in dit geval de gemachtigde in de gelegenheid had moeten stellen om te worden gehoord, aangezien de aangevoerde bezwaren naar het oordeel van het hof echter niet als kennelijk ongegrond - dat wil zeggen aanstonds blijkend, zonder dat daarvoor nader onderzoek noodzakelijk is - kunnen worden aangemerkt.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing vernietigen. Dit brengt mee dat hetgeen de gemachtigde overigens heeft aangevoerd tegen de beslissing van de officier van justitie geen bespreking meer behoeft.
7. Nu in hoger beroep geen bezwaren tegen de inleidende beschikking naar voren zijn gebracht, zal het hof het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaren.
8. Omdat de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie worden vernietigd, is vervolgens de vraag aan de orde of termen aanwezig zijn voor toewijzing van het verzoek om de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. Het hof kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het hoger beroep, het beroep bij de kantonrechter en het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het hof stelt in dit verband het volgende vast. De gemachtigde is niet in hoger beroep ter zitting verschenen, terwijl hij erover klaagt dat hij niet door de officier van justitie is gehoord en dat hij niet behoorlijk is opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter. Daarnaast heeft de gemachtigde in zijn hoger beroepschrift geen gronden tegen het opleggen van de administratieve sanctie naar voren gebracht, terwijl hij erover klaagt dat hij in de procedure bij de kantonrechter niet in de gelegenheid is gesteld om de gronden van het beroep in te dienen. In zijn beroepschrift bij de officier van justitie heeft de gemachtigde zich slechts beperkt tot het ontkennen van de verweten gedraging en een betwisting van de betrouwbaarheid van de meetapparatuur. Naar het oordeel van het hof kan de wijze waarop de gemachtigde in dit geval heeft geprocedeerd niet redelijkerwijs worden geacht het belang van de betrokkene te dienen. Dit belang is gelegen in de vernietiging van de bij de inleidende beschikking opgelegde administratieve sanctie. Ook bij een uiterst terughoudende toetsing, kunnen de door de gemachtigde verrichte werkzaamheden niet redelijkerwijs geacht worden hierop gericht te zijn geweest. Aldus is niet gebleken van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarom zal het hof het verzoek tot vergoeding van proceskosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.