ECLI:NL:GHARL:2017:3565

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
WAHV 200.184.511
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Beswerda
  • M. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens twijfel over bebording bij trajectcontrole A2

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 4 december 2015. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De betrokkene betwistte de aanwezigheid van de verkeersborden ter plaatse van de gedraging, die plaatsvond op 9 november 2014. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie vernietigd. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar de betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn beroep schriftelijk nader toe te lichten. Tijdens de zitting op 11 april 2017 was de betrokkene aanwezig, en de advocaat-generaal werd vertegenwoordigd door mr. C.T. Brontsema.

Het hof heeft vastgesteld dat er gerede twijfel bestaat over de vraag of de verkeersborden op de datum van de gedraging correct waren geplaatst. De controle van de bebording had plaatsgevonden op 31 oktober 2014, negen dagen voor de gedraging, en er was geen bewijs dat de bebording na deze datum was gecontroleerd. Hierdoor was het niet voldoende aannemelijk dat de betrokkene de overtreding had begaan. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de inleidende beschikking vernietigd. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 76,16.

Uitspraak

WAHV 200.184.511
25 april 2017
CJIB 185547946
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 4 december 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de kosten als bedoeld in artikel 13a van de WAHV, ten behoeve van de betrokkene, tot een bedrag van € 18,-.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 april 2017. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. C.T. Brontsema.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 183,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 22 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 9 november 2014 om 22.01 uur op de trajectcontrole A2 links te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene heeft in zijn hoger beroepschrift aangegeven dat hij de gronden in zijn eerdere beroepschriften handhaaft. Ter zitting heeft de betrokkene onder meer aangevoerd dat niet is gebleken dat ter plaatse en ten tijde van de verweten gedraging de snelheid middels de wettelijk voorgeschreven verkeersborden kenbaar was gemaakt. De betrokkene geeft aan dat hij geen verkeersborden heeft gezien en ook de foto's van de gedraging geven geen uitsluitsel of de verkeersborden er stonden.
3. In het zaakoverzicht van het CJIB is, naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, onder meer de volgende tekst opgenomen:
"De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van de factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) gemiddelde snelheid: 126 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) gemiddelde snelheid: 122 km per uur.
Toegestane snelheid: 100 km per uur.
Overschrijding met: 22 km per uur.
Rijrichting van: Maarssen.
Rijrichting naar: Abcoude.
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 39.7L"
4. In het dossier bevinden zich tevens foto's van de gedraging. Op de foto's is het voertuig van de betrokkene te zien. De gegevens die in de databalk onderin de foto's zijn vermeld stemmen overeen met de hiervoor vermelde gedragingsgegevens. Ook valt uit de databalk af te lezen dat de trajectmeting is gestart bij hectometerpaal 42.7L en is geëindigd bij hectometerpaal 39.7L.
5. Uit het ter zitting door de zittingsvertegenwoordiger van de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van bevindingen van het KLPD (Korps Landelijke Politiediensten) d.d. 31 oktober 2014, met als bijlage het schouwrapport, blijkt dat op vrijdag 31 oktober 2014 de bebording op de A2 links ter hoogte van Maarssen-Holendrecht is gecontroleerd en dat is gebleken dat ter hoogte van onder andere hectometerpaal 44.1 en 42.8, dus voorafgaand aan het punt van de controle, zowel aan de linkerzijde als aan de rechtszijde van de weg, het bord A1 met de aangegeven snelheid 100 stond.
6. Mede gelet op hetgeen de betrokkene consistent en vasthoudend heeft aangevoerd, is er bij het hof gerede twijfel gerezen over de vraag of op voormelde datum en tijd ter plaatse door middel van borden stond aangegeven dat er een maximumsnelheid van 100 km per uur gold. Het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, heeft deze twijfel niet weggenomen. Weliswaar blijkt hieruit dat een controle van de bebording heeft plaatsgevonden, maar deze controle heeft plaats gevonden op 31 oktober 2014, derhalve negen dagen voor de dag waarop de gedraging zou zijn verricht. Het is niet bekend met welke frequentie de bebording op de A2 wordt gecontroleerd en voorts is geen schouwrapport overgelegd waaruit blijkt dat na de pleegdatum van de onderhavige gedraging de bebording is gecontroleerd en in orde is bevonden. Het proces-verbaal d.d. 31 oktober 2014 maakt niet voldoende aannemelijk dat ook op 9 november 2014 de bebording met maximumsnelheid 100 km per uur stond geplaatst. Gelet op het voorgaande is onvoldoende komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
7. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter derhalve vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen.
8. Nu de beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, behoeven de overige bezwaren die de betrokkene tegen die beslissing heeft aangevoerd geen bespreking.
9. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter en het bijwonen van de zitting in hoger beroep. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt voor de betrokkene neer op een bedrag van € 76,16 ( [woonplaats] - Utrecht v.v. en [woonplaats] - Leeuwarden v.v.). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 185547946 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 76,16.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.