Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
4 februari 2015 dat de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
24 mei 2015 door mr. Hoetink voornoemd namens [appellant] zijn ingebracht.
3.3. De vaststaande feiten
“ARTIKEL 1DEFINTIES
“U bereikt de pensioengerechtigde leeftijd. Dit betekent dat u vanaf [pensioendatum] pensioen ontvangt van [geïntimeerde] of uw pensioen zal dan wijzigen. De pensioenregeling biedt u de mogelijkheid om uw pensioenuitkering aan te passen aan uw persoonlijke omstandigheden en wensen. Op het moment dat voor u de uitkering ingaat, hebt u één of meerdere keuzemogelijkheden. Met deze brief wordt u geïnformeerd over de keuze(s) die u kunt maken.
Voor wie is dit bericht bestemd?Voor u [A]Voor uw partner [appellant](…)Welk pensioen kunt u verwachten?
“Mijn man is op [overlijdensdatum] jongsleden plotseling overleden. Ruim een week nadat hij met pensioen is gegaan. (…) Los van het persoonlijke verdriet door het plotselinge verlies van mijn man, werd ik ook nog geconfronteerd met het feit dat voor mij geen nabestaandenpensioen aanwezig bleek te zijn. Uit een mededeling van [geïntimeerde] naar aanleiding van het overlijden bleek dat geen “uiruil” had plaatsgevonden en ik reglementair geen aanspraak zou hebben op een nabestaandenpensioen. (…)Ik heb thuis diverse pensioenpapieren nagekeken en een kopie “antwoordformulier bij ingang van het ouderdomspensioen” opgevraagd. Er bleek inderdaad geen uitruil voor een nabestaandenpensioen te zijn ingevuld en ik heb daar zelf ook nog voor getekend. Deze keuze voor alleen een ouderdomspensioen is destijds door mijn man gemaakt. (…) Het wrange daarbij is echter dat kort voor het plotselinge overlijden van mijn man wij nog besproken hebben dat er wel een nabestaandenpensioen geregeld moest worden, omdat ik anders zwaar in de problemen zou komen. Wij waren het daarover eens, maar het verzoek om alsnog het ouderdomspensioen uit te ruilen in een nabestaandenpensioen heeft door het plotselinge overlijden helaas niet meer kunnen plaatsvinden.”
“Ten eerste de verkeerde veronderstelling dat er drie maal bewust is gekozen om geen nabestaandenpensioen te verkrijgen uit [geïntimeerde] door middel van uitruil.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
- [A] was vanaf [startdatum bij werkgever] tot aan de datum van zijn pensionering ( [pensioendatum] ) doorlopend deelnemer in [geïntimeerde] ;
- in artikel 6 van het pensioenreglement van [geïntimeerde] is bepaald dat een deelnemer bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd recht heeft op een ouderdomspensioen;
- in artikel 11 van het pensioenreglement is een regeling vastgelegd met betrekking tot nabestaandenpensioen op risicobasis voor de pensioengerechtigde leeftijd.
(“nabestaandenpensioen op risicobasis voor de pensioengerechtigde leeftijd”) is van belang dat het niet gaat om de opbouw van een nabestaanden/partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat - daarin voorziet het pensioenreglement niet - maar om het recht van de deelnemer om een nabestaanden/partnerpensioen te
verzekeren(cursivering door het hof). Op grond van artikel 11 lid 5 van de pensioenregeling eindigt deze verzekering uiterlijk bij aanvang van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. Tussen partijen is niet in geschil dat [A] voornoemde verzekering had gesloten. Deze was dus geëindigd met ingang van [pensioendatum] .
de deelnemer het recht(cursivering door het hof) ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen zodat een aanspraak op partnerpensioen behouden kan blijven. Het recht om uit te ruilen is een keuze van de deelnemer (in dit geval [A] ), hij is hiertoe niet verplicht. De partner (in dit geval [appellant] ) heeft geen recht op deze uitruil. Het recht om de uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen te doen heeft de deelnemer in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen deze uitruilmogelijkheid standaard aanbieden. Indien de deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem in het laatste jaar voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is geboden, is de pensioenuitvoerder verplicht zelf over te gaan tot het uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen indien de pensioenovereenkomst niet voorziet in een partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
17 maart 2011 aan [geïntimeerde] heeft teruggestuurd. Anders dan [appellant] heeft aangevoerd, betekent dit niet dat [geïntimeerde] (direct) had moeten overgaan tot uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen. In artikel 61 lid 1 aanhef en sub b Pw is bepaald dat de deelnemer het recht heeft in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat (in dit geval [pensioendatum] ). Bij deze bepaling sluit artikel 12 van het toepasselijke pensioenreglement, waarin is vastgelegd dat [A] het recht had om een gedeelte van zijn ouderdomspensioen om te zetten in een aanspraak op nabestaanden/partnerpensioen op de pensioengerechtigde leeftijd, doch uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, aan. De in de brief van 17 februari 2011 vermelde termijn van 17 maart 2011 is niet meer dan een termijn om de rechten van de deelnemer bij zijn pensionering, waaronder een eventuele uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen, administratief te kunnen verwerken. [geïntimeerde] heeft dit ook op deze wijze in zijn brief verwoord. De in de brief van 17 februari 2011 vermelde termijn kan dan ook niet als een fatale termijn worden beschouwd in die zin dat bij gebreke van een reactie door [A] binnen deze termijn, [geïntimeerde] (direct) verplicht was tot uitruil van het ouderdomspensioen voor partnerpensioen over te gaan. Van schending van artikel 61 lid 7 Pw door [geïntimeerde] is dan ook geen sprake.
17 februari 2011 aan [A] met de daarin opgenomen gegevens (ook met betrekking tot [appellant] ) en de uitvoerige en volledige toelichting. Ook het antwoordformulier zelf geeft voldoende duidelijk aan op welke wijze [A] zijn pensioenaanspraken kon aanpassen aan zijn persoonlijke omstandigheden en wensen. De op het antwoordformulier vermelde “Standaard” keuze en de daarbij vermelde omschrijving van deze variant, betreft - naar het oordeel van het hof duidelijk - de mogelijkheid om niet uit te ruilen. Dit past bij de hiervoor omschreven keuze van de deelnemer, die geen verplichting inhoudt, om tot uitruil over te gaan en het ontbreken van een recht van de partner op uitruil. Ook bij de keuze om uit te ruilen bestaat de mogelijkheid te variëren. De vermelding onder het kopje “Keuzemogelijkheden” en het subkopje “Ouderdomspensioen uitruilen voor meer partnerpensioen” in de brief van 17 februari 2011 dat “standaard” een omzetting is waarbij het partnerpensioen 70% gaat bedragen van het (nieuw) te berekenen ouderdomspensioen geeft slechts aan dat het bij uitruil kennelijk gebruikelijk was tot 70% uit te ruilen. Dit staat naar het oordeel van het hof geheel los van de mogelijkheid om niet uit te ruilen (de “Standaard” keuze). Het hof acht hierbij van belang dat [appellant] in haar brief van
25 augustus 2011 aan [geïntimeerde] heeft erkend dat [A] destijds een keuze heeft gemaakt om geen ouderdomspensioen voor nabestaanden/partnerpensioen uit te ruilen en dat zij daar zelf voor heeft getekend. Dat [A] dan ook op 12 mei 2011 het vakje “Standaard” heeft aangekruist - dit vakje houdt de keuze om niet uit te ruilen in - sluit aan bij de hiervoor vermelde stellingen van [appellant] .
€ 2.682,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (drie punten, tarief II in hoger beroep).