1.subsidiair:
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2010
tot en met 12 november 2012
, te [plaats] , althansin Nederland
, althans in
Nederland en/of Tsjechiëen/of Duitsland
en/of Bulgarijeen/of Hongarije
en/of
Slowakije en/of Portugal en/of Turkijeen/of elders in Europa en/of
de
Filipijnen en/of Indonesië en/ofde Verenigde Arabische Emiraten en/of
Turkije en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/ofOeganda
en/of
Tanzania en/of elders in Afrika
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
telkens
al dan nietopzettelijk, vogels in Nederland heeft gebracht, te weten:
(traject Wildvang Bulgarije)
- in of omstreeks de periode van 9 september 2011 tot en met 12 september
2011, 852 (proces-verbaal p. 1146) vogels, althans 19 oostelijk grijze
planteneter(s) (Crinifer zonurus) en/of vier reuzentoerako’s (Corythaeola
cristata) en/of 21 blauwbuikscharrelaars (Coracias cyanogaster),
(traject Vijfvogelregeling)
- op of omstreeks 8 mei 2012, tien
, althans één of meerreuzentoerako’s
(Corythaeola cristata) en
/of
- in
of omstreeksde periode van 7 mei 2012 tot en met 18 mei 2012, vijf
,
althans één of meerross toerako’s (Musophaga rossea) en
/of
- in
of omstreeksde periode van 7 mei 2012 tot en met 18 mei 2012, vijf
, althans
één of meergrijswangneushoornvogels (Bycanistes subcylindricus) en
/of
- in of omstreeks de periode van 15 januari 2011 tot en met 15 februari
2011, tien, althans één of meer papoea beo’s (Mino dumonti) en/of
- op of omstreeks 1 november 2011, vijf
, althans één of meerreuzentoerako’s
(Corythaeola cristata) en
/of
- op of omstreeks 6 juni 2012, vijf
, althans één of meerreuzentoerako’s
(Corythaeola cristata) en
/of
- op of omstreeks 14 augustus 2012, vijf
, althans één of meerross toerako’s
welke vogels zijn verzonden vanuit een lidstaat of een andere staat die
partij is bij het EER-Verdrag dan wel vanuit een derde land en via het
grondgebied van een lidstaat in Nederland worden gebracht en bestemd zijn
voor Nederland, een lidstaat of een andere staat die partij is bij het
EER-Verdrag.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring dient in samenhang gelezen te worden met het hiervoor overwogene ter zake van het medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd
en
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.
Standpunt van het openbaar ministerie
Volgens het openbaar ministerie heeft de verdachte niet aan de vereisten van de vijfvogelregeling voldaan en kan hij zich niet op een vrijstelling beroepen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet in strijd heeft gehandeld met de vijfvogelregeling ten aanzien van de verschillende in de tenlastelegging genoemde zendingen. Alvorens de vogels werden vervoerd naar de Europese Unie, was de eigendom steeds al overgegaan op de nieuwe eigenaar. Ten tijde van de verwerving van de vogels hadden de nieuwe eigenaren niet de intentie de vogels te verkopen. De nieuwe definitie van het begrip “gezelschapsdier” zoals verwoord in Verordening 576/2013 mag niet worden meegenomen bij de beoordeling van deze zaak.
Op de ten behoeve van de hiervoor bewezenverklaarde vogelzendingen opgemaakte certificaten is steeds ingevuld dat de vogels niet worden verzonden voor commerciële doeleinden.
Juridisch kader van de vijfvogelregeling
Naar het oordeel van het hof is niet aangetoond dat de vogels overeenkomstig de in een lidstaat geldende wetgeving en met inachtneming van de Basisverordening en Uitvoeringsverordening zijn verkregen. Tot deze regelgeving moet worden gerekend Verordening (EG) nr. 318/2007 van 23 maart 2007. Uitgangspunt van deze verordening is dat import van vogels uit derde landen uitsluitend is toegestaan als aan bepaalde in de verordening omschreven voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn onder meer dat de vogels:
(1) afkomstig moeten zijn van een in een derde land erkend vermeerderingsbedrijf;
(2) in gevangenschap zijn gefokt;
(3) vóór verzending getest zijn op bepaalde vogelziektes;
(4) vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat;
(5) voorzien zijn van een naadloos gesloten pootring of een microchip en
(6) gedurende 30 dagen (op de plaats van bestemming) in quarantaine worden gehouden in een daarvoor erkende voorziening (zie artikelen 4 tot en met 6 en artikel 11 verordening 318/2007).
Deze strenge voorwaarden zijn - gelet op de inleidende overwegingen bij de verordening 318/2007 - ingegeven door de wens om vogelziektes, afkomstig van (in het wild gevangen) vogels, en daarmee verband houdende risico’s voor dierenwelzijn, dierengezondheid en besmetting met en verspreiding van virusziekten, zoveel mogelijk te voorkomen. Op de hiervoor omschreven geldende voorwaarden voor import uit derde landen bestaat een uitzondering voor zogenaamde gezelschapsdieren. Deze uitzondering vindt haar oorsprong in verordening (EG) nr. 998/2003 van 26 mei 2003 (verder ook: Verordening 998/2003). In die verordening wordt in artikel 3 een definitie van gezelschapsdieren gegeven, te weten:
“dieren (…) die hun eigenaar of een natuurlijk persoon die er namens de eigenaar tijdens het verkeer voor verantwoordelijk is, begeleiden en die niet voor verkoop of eigendomsoverdracht bestemd zijn.”
De uitzondering voor de import van gezelschapsdieren is verder uitgewerkt in een beschikking van de Commissie 2007/25/EG van 22 december 2006 tot vaststelling van beschermende maatregelen van gezelschapsvogels die hun eigenaar vergezellen (verder ook beschikking 2007/25). In de preambule van deze beschikking wordt onder meer het volgende overwogen:
“Om duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen in gevangenschap levende vogels die in het wild voor commerciële invoer zijn gevangen en gezelschapsvogels, moet het verkeer van levende gezelschapsvogels onderworpen blijven aan strikte voorwaarden (…) om de status van gezelschapsvogels te waarborgen en de verspreiding van (…) virusziekten te voorkomen.”
Eén van die strikte voorwaarden houdt in dat het verkeer vanuit derde landen van levende gezelschapsvogels uitsluitend is toegestaan als de zending uit niet meer dan vijf vogels bestaat (zie artikel 1 van beschikking 2007/25).
De uitzondering van de vijfvogelregeling is gezien de definitie van het begrip “gezelschapsdier”, en in het Engels “pet”, duidelijk bedoeld voor vogels die hun eigenaar - zij het dat de eigenaar iemand kan machtigen - (als huisdier) van de ene naar de andere plaats vergezellen. Dit volgt ook uit het feit dat de vogels niet bedoeld mogen zijn voor verkoop of eigendomsoverdracht.
Onder de groep “gezelschapsvogels” worden dus niet begrepen vogels die vanuit een derde land Europa worden binnengebracht en zich dan pas in Europa bij hun nieuwe eigenaar voegen. In dat geval worden de vogels immers door de vorige eigenaar naar de nieuwe eigenaar verzonden. Ofwel, dan verhuizen de vogels niet met hun eigenaar mee.
Verder worden onder gezelschapsdieren in ieder geval uitdrukkelijk
nietbegrepen: vogels die in het wild voor commerciële invoer zijn gevangen. Dit wordt expliciet in de preambule van beschikking 2007/25 overwogen (zie hierboven). Dit brengt onder meer mee dat voor commerciële doeleinden in het wild gevangen vogels nimmer op grond van de vijfvogelregeling vanuit een derde land binnen het grondgebied van de Europese Unie mogen worden gebracht. Dit eigenaarschap brengt immers geen verandering in het feit dat de vogels in kwestie zijn gevangen met het oogmerk die te verkopen en daardoor geen gezelschapsdieren zijn.
In verordeningen 2013/576 en 2016/429 zijn de bewoordingen van de vijfvogelregeling veranderd. Gelet op de toelichting is hier naar het oordeel van het hof sprake van een verduidelijking van de bewoordingen en niet van een wijziging in de zin van uitbreiding of beperking van de strekking of de reikwijdte van de regeling.
De hiervoor genoemde - bewezenverklaarde - vogels, waren toen zij vanuit Oeganda dan wel vanuit Dubai werden verzonden, bestemd voor verkoop en eigendomsoverdracht aan een ander, bijvoorbeeld [betrokkene 1] . Reeds hierdoor kan niet gesproken worden van de invoer van gezelschapsdieren in de zin van de vijfvogelregeling (zie juridisch kader hierboven). Door toch onder het mom van deze regeling de strenge regels (Verordening 318/2007) voor invoer van vogels uit derde landen te omzeilen, hebben verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] misbruik gemaakt van de vijfvogelregeling. De gehele logistieke en financiële afhandeling is immers in samenspraak tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gebeurd. De vogelroute via Oeganda is in zeer nauwe samenwerking met verdachte gegaan, zo volgt uit de vele tapgesprekken.
Van “gezelschapsvogels” in de zin van de hiervoor genoemde verordening is geen sprake. Diverse vogels zijn in het wild gevangen en hebben daar nimmer in gezelschap van mensen verkeerd.
Verdachte geeft er blijk van de strekking van de regeling - zoals die hiervoor is beschreven - niet te (willen) begrijpen. De vogels die per zending van vijf stuks zijn getransporteerd zijn wel degelijk bestemd voor de handel. Uit tal van tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte is af te leiden dat deze vogels voor de verkoop zijn bestemd. [betrokkene 1] is één van de afnemers. Uit aantekeningen is af te leiden dat de winst die met de verkoop van deze vogels wordt gemaakt door drie gedeeld wordt: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte. De winst is enorm, zo kost een in het wild gevangen toerako bijna niets en wordt deze verkocht voor 2.000 euro (aan [betrokkene 1] ).
Het door de verdediging gevoerde verweer dat van commerciële doeleinden geen sprake was
omdat(bijvoorbeeld) [betrokkene 1] de vogels al in Dubai of Oeganda heeft gekocht, wordt eveneens verworpen. Dat [betrokkene 1] de vogels al in het buitenland heeft gekocht en hij deze dus als eigenaar zelf (of door middel van een gemachtigde) heeft “ingevoerd” in Nederland blijkt geenszins uit de stukken en uit de diverse tapgesprekken.
De verweren worden verworpen. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van de zendingen die vallen onder de vijfvogelregeling niet verwijtbaar heeft gehandeld, nu hij niet wist dat hij in strijd handelde met deze regeling.
Het hof vat voorgaande op als een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens verontschuldigbare rechtsdwaling.
Zoals ook blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, wisten verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heel goed dat hun handelwijze niet te verenigen was met de vrijstelling van de vijfvogelregeling, althans zij hebben bewust deze kans op de koop toe genomen. Diverse zendingen zijn bij de douane teruggestuurd, bijvoorbeeld in België en in Frankfurt. In elk geval waren de verdachten zich bewust van de aanmerkelijke kans dat het niet goed was, zo is ook af te leiden uit tapgesprekken. Zo moet er “geld” naar de man in Frankfurt (350 euro) en wordt een route via Hongarije “getest”. Aan het enkele feit dat een Duitse dierenarts verschillende keren toch een zending heeft doorgelaten, kunnen zij geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat hun handelwijze in overeenstemming was met de regeling.
Het hof kan niet anders dan constateren dat verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bewust de vijfvogelregeling heeft gebruikt (en daarmee misbruikt) om in strijd met de regelgeving deze vogels in Nederland in te voeren. Verdachte mocht er niet zonder meer van uit gaan dat zijn eigen interpretatie van de vijfvogelregeling in orde was.
Het hof begrijpt het door de verdediging gevoerde verweer ook nog in meer algemene zin aldus dat een beroep wordt gedaan op rechtsdwaling. Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit is vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Van een zodanige onbewustheid kan slechts sprake zijn, indien de verdachte ten tijde van het begaan van het feit in de overtuiging verkeerde dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was (vgl. HR 9 maart 2004, LJN AO1490, NJ 2004, 675). Aan deze voorwaarden is gelet op het vorenstaande niet voldaan. Het hof voegt daaraan toe dat de verdediging niet heeft gesteld dat verdachte advies heeft ingewonnen bij een gezaghebbende instantie.
De verweren worden verworpen. Verdachte is strafbaar.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 12 november 2012, te [plaats] , althans in Nederland, althans in
Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Hongarije en/of
Slowakije en/of Portugal en/of Turkije en/of elders in Europa en/of de
Filipijnen en/of Indonesië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of
Turkije en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/of Oeganda en/of
Tanzania en/of elders in Afrika tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen
telkens al dan niet opzettelijk, als houder van één of meer dier(en), te weten:
(traject Wildvang Bulgarije)
- in of omstreeks de periode van 9 september 2011 tot en met 12 september
2011, 852 (proces-verbaal p. 1146) vogels, althans 19 oostelijk grijze
planteneter(s) (Crinifer zonurus) en/of vier reuzentoerako’s (Corythaeola
cristata) en/of 21 blauwbuikscharrelaars (Coracias cyanogaster) en/of 18 ross toerako’s (Musophaga rossea),
(traject Vijfvogelregeling)
- op of omstreeks 8 mei 2012, tien, althans één of meer reuzentoerako’s
(Corythaeola cristata) en/of
- in of omstreeks de periode van 7 mei 2012 tot en met 18 mei 2012, vijf,
althans één of meer ross toerako’s (Musophaga rossea) en/of
- in of omstreeks de periode van 7 mei 2012 tot en met 18 mei 2012, vijf, althans
één of meer grijswangneushoornvogels (Bycanistes subcylindricus) en/of
- in of omstreeks de periode van 15 januari 2011 tot en met 15 februari
2011, tien, althans één of meer papoea beo’s (Mino dumonti) en/of
- op of omstreeks 1 november 2011, vijf, althans één of meer reuzentoerako’s
(Corythaeola cristata) en/of
- op of omstreeks 6 juni 2012, vijf, althans één of meer reuzentoerako’s
(Crythaeola cristata) en/of
- op of omstreeks 14 augustus 2012, vijf, althans één of meer ross toerako’s
terwijl hij wist en/of redelijkerwijs kon vermoeden dat door zijn handelen of
nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel
15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte
- niet aan zijn verplichting heeft voldaan dergelijk handelen achterwege te
laten, terwijl dit in redelijkheid van hem kon worden gevergd,
- niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid van hem konden
worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
die vogels in Nederland gebracht en/of samengebracht en/of verzameld en/of
verkocht en/of verhandeld en/of overgedragen en/of onder zich gehad, terwijl
- die vogels niet afkomstig waren uit erkende vermeerderingsbedrijven en/of
- niet aan de invoervoorschriften en/of de quarantainebepalingen werd voldaan
- die vogels niet tenminste 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak “Wildvang Bulgarije”
Het hof heeft verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde ter zake van voornoemd zaaksdossier. Nu niet kan worden bewezen dat verdachte de onder dit zaaksdossier in de tenlastelegging genoemde vogels in Nederland dan wel binnen de Europese Unie heeft gebracht, kan ook niet worden bewezen dat verdachte dit in strijd met de veterinairrechtelijke bepalingen uit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren heeft gedaan dan wel dat hij niet heeft voldaan aan de overige in de tenlastelegging genoemde eisen.
Het hof spreekt verdachte derhalve ook vrij van feit 2 ten aanzien van het onderdeel “Wildvang Bulgarije”.
Vrijspraak tien papoea beo’s
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is verdachte vrijgesproken van de zendingen betreffende papoea beo’s. Gelet daarop dient verdachte ook vrijgesproken te worden van het verwijt dat hij met voornoemde zending in strijd heeft gehandeld met artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Bewijsoverwegingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat alle vogels in Oeganda gedurende dertig dagen in quarantaine hebben gezeten voordat de vogels werden uitgevoerd. Ook hebben de vogels een test ondergaan om H5N1-antigeen of -genoom aan te tonen. Daarmee zijn de risico’s op verantwoorde wijze ingedamd en is voldaan aan de in beschikking 2007/25 gestelde voorwaarden. Vrijspraak dient te volgen.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof - grotendeels met de rechtbank - als volgt.
Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen in het kader van feit 1 - welke overwegingen hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd - heeft verdachte ter zake van zaaksdossier “Vijfvogelregeling” (deels als medepleger) in strijd met artikel 10 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vogels vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat in Nederland gebracht.
Het hof is van oordeel dat verdachte als gevolg van zijn actieve betrokkenheid bij deze vogelzendingen ook in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
De strenge regels voor de invoer van vogels van buiten de EU naar een land binnen de EU zijn ingegeven door de wens om vogelziektes afkomstig van (in het wild gevangen) vogels en daarmee verband houdende risico’s voor de diergezondheid en de verspreiding van virusziekten zoveel mogelijk te voorkomen. Verdachte heeft vogels, waarvan grotendeels vast staat dat deze in het wild zijn gevangen, voor commerciële doeleinden binnen het grondgebied van de EU gebracht terwijl deze vogels niet afkomstig zijn van erkende vermeerderingsbedrijven en niet in gevangenschap zijn gefokt (althans waarvan dit geenszins vast staat). Juist de eis dat vogels bij import/verhandeling van erkende vermeerderingsbedrijven afkomstig en in gevangenschap gefokt moeten zijn, wordt gesteld ter voorkoming van de hiervoor omschreven risico’s. Door in weerwil van deze strenge regels zoals thans verwoord in Verordening 139/2013 te handelen en daarbij op oneigenlijke wijze gebruik te maken van de vijfvogelregeling heeft verdachte opzettelijk het risico op besmetting met dan wel verspreiding van dierziekten genomen.
Nu de vogels niet afkomstig zijn van erkende vermeerderingsbedrijven en niet in gevangenschap zijn gefokt, staat vast dat verdachte in strijd met de in Verordening 139/2013 genoemde invoervoorschriften heeft gehandeld. De stelling van de raadsman, inhoudende dat alle vogels in Oeganda gedurende dertig dagen in quarantaine hebben gezeten voordat zij werden uitgevoerd en dat deze vogels een test hebben ondergaan om H5N1-antigeen of -genoom aan te tonen, doet - als dat al zo zou zijn - aan het voorgaande niet af.
Verdachte heeft aldus opzettelijk artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren overtreden. Naar het oordeel van het hof is ten aanzien van de eerste drie in de tenlastelegging onder zaaksdossier “Vijfvogelregeling” genoemde gedachtestreepjes steeds sprake van medeplegen, nu verdachte deze vogelzendingen telkens samen met (een) ander(en) binnen de EU heeft gebracht en hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan deze zendingen. Ten aanzien van de laatste drie gedachtestreepjes genoemd onder dit zaaksdossier is geen sprake van medeplegen. Het hof heeft verdachte hiervoor immers als zelfstandig pleger aangemerkt ter zake van deze vogelzendingen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2010
tot en met 12 november 2012
, te [plaats] , althansin Nederland
, althans in
Nederland en/of Tsjechiëen/of Duitsland en/of
Bulgarije en/of Hongarije en/of
Slowakije en/of Portugal en/of Turkije en/ofelders in Europa en/of
de
Filipijnen en/of Indonesië en/ofde Verenigde Arabische Emiraten en/of
Turkije en/of elders in Azië en/of in Zuid-Amerika en/ofOeganda
en/of
Tanzania en/of elders in Afrikatezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen,
telkens
al dan nietopzettelijk, als houder van één of meer dier(en), te weten:
(traject Wildvang Bulgarije)
- in of omstreeks de periode van 9 september 2011 tot en met 12 september
2011, 852 (proces-verbaal p. 1146) vogels, althans 19 oostelijk grijze
planteneter(s) (Crinifer zonurus) en/of vier reuzentoerako’s (Corythaeola
cristata) en/of 21 blauwbuikscharrelaars (Coracias cyanogaster) en/of 18 ross toerako’s (Musophaga rossea),
(traject Vijfvogelregeling)
- op of omstreeks 8 mei 2012, tien
, althans één of meerreuzentoerako’s
(Corythaeola cristata) en
/of
- in
of omstreeksde periode van 7 mei 2012 tot en met 18 mei 2012, vijf
,
althans één of meerross toerako’s (Musophaga rossea) en
/of
- in
of omstreeksde periode van 7 mei 2012 tot en met 18 mei 2012, vijf
, althans
één of meergrijswangneushoornvogels (Bycanistes subcylindricus) en
/of
- in of omstreeks de periode van 15 januari 2011 tot en met 15 februari
2011, tien, althans één of meer papoea beo’s (Mino dumonti) en/of
- op of omstreeks 1 november 2011, vijf
, althans één of meerreuzentoerako’s
(Corythaeola cristata) en
/of
- op of omstreeks 6 juni 2012, vijf
, althans één of meerreuzentoerako’s
(Crythaeola cristata) en
/of
- op of omstreeks 14 augustus 2012, vijf
, althans één of meerross toerako’s
terwijl hij wist
en/of redelijkerwijs kon vermoedendat door zijn handelen of
nalaten, een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel
15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte
- niet aan zijn verplichting heeft voldaan dergelijk handelen achterwege te
laten, terwijl dit in redelijkheid van hem kon worden gevergd,
- niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid van hem konden
worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
die vogels in Nederland gebracht en/of samengebracht en/of verzameld en/of
verkocht en/of verhandeld en/of overgedragen en/of onder zich gehad, terwijl
- die vogels niet afkomstig waren uit erkende vermeerderingsbedrijven en/of
- niet aan de invoervoorschriften
en/of de quarantainebepalingenwerd voldaan
en/of
- die vogels niet tenminste 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring dient in samenhang gelezen te worden met het hiervoor overwogene ter zake van het medeplegen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd
en
opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van de zendingen die vallen onder de vijfvogelregeling niet verwijtbaar heeft gehandeld, nu hij niet wist dat hij in strijd handelde met deze regeling.
Zoals het hof reeds heeft overwogen bij de strafbaarheid van de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde - welke overwegingen hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd - dient dit verweer te worden verworpen.
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 12 november
2012 te [plaats] , althans in Nederland, althans in Nederland en/of Tsjechië
en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Hongarije en/of Slowakije en/of Portugal
en/of Turkije en/of elders in Europa en/of de Filipijnen en/of Indonesië
en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of Turkije en/of elders in Azië
en/of in Zuid-Amerika en/of Oeganda en/of Tanzania en/of elders in Afrika
heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van een of meer personen bestaande uit hem,
verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of andere natuurlijke personen
en/of rechtspersonen welke organisatie telkens tot oogmerk had het plegen van
misdrijven, te weten:
- het opzettelijk verrichten van handelingen waardoor een besmetting dan wel
verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt
(101a GWD)
- het opzettelijk te koop vragen en/of kopen en/of verwerven en/of ten
verkoop voorhanden hebben en/of in voorraad te hebben en/of verkopen
en/of ten verkoop aanbieden en/of vervoeren en/of het ten vervoer
aanbieden en/of afleveren en/of gebruiken voor commercieel gewin en/of
ruilen en/of in ruil aanbieden en/of het uitwisselen of tentoonstellen voor
handelsdoeleinden en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland
brengen en/of onder zich hebben van dieren behorende tot (een) beschermde
diersoort(en) (13 FFW)
- het opzettelijk in strijd met de bij of krachtens de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren gestelde regels, te weten artikel 2.1 lid 2 van de
Regeling handel levende dieren en levende producten binnen Nederland
brengen van vogels (10 GWD) althans het plegen van witwassen
- het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van
het Wetboek van Strafrecht
- het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalste geschrift als ware
het echt en onvervalst als bedoeld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van
Strafrecht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde. Hij heeft zich aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van deelname aan een criminele organisatie. Er is immers geen sprake van een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Bij verdachte ontbreekt het opzet tot het plegen van misdrijven.
De raadsman heeft voorts naar voren gebracht dat de feiten waarvan verdachte wordt verdacht zich hebben afgespeeld in de periode van 9 september 2011 tot en met 14 augustus 2012, terwijl de rechtbank bij de bewezenverklaring van feit 3 uitgaat van een bewezenverklaarde periode van 1 januari 2010 tot en met 12 november 2012.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Het hof acht bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie welke tot oogmerk had het plegen van deze misdrijven. Het samenwerkingsverband bestond naast verdachte uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en was in het bijzonder gericht op de opzettelijke invoer van vogels zonder vrijstelling, in het bijzonder vrijstelling op grond van de vijfvogelregeling (opzettelijke overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet, de artikelen 10 en 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en valsheid in geschrift). Verdachte heeft een aandeel gehad in, dan wel heeft ondersteund, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van dat oogmerk. Het hof verwijst in het bijzonder naar de bewijsmiddelen ter zake van de feiten 1 en 2.
Het hof ziet geen aanleiding om de bewezenverklaarde periode te beperken. Ter zake van het onder 3 tenlastegelegde gaat het hof uit van dezelfde periode als bij de feiten 1 en 2.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij in
of omstreeksde periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 12 november
2012 te [plaats] , althans in Nederland
, althans in Nederlanden/of Tsjechië
en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Hongarije en/of Slowakije en/of Portugal
en/of Turkije en/of elders in Europa en/of de Filipijnen
en/of Indonesië
en/of de Verenigde Arabische Emiraten
en/of Turkije en/of elders in Azië
en/of in Zuid-Amerikaen/of Oeganda en/of Tanzania
en/of elders in Afrika
heeft deelgenomen aan een organisatie,
te weten een samenwerkingsverband van
een ofmeer personen bestaande uit hem,
verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of andere natuurlijke personen
en/of rechtspersonenwelke organisatie telkens tot oogmerk had het plegen van
misdrijven, te weten:
- het opzettelijk verrichten van handelingen waardoor een besmetting dan wel
verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt
(101a GWD)
- het opzettelijk
te koop vragen en/ofkopen en/of verwerven en/of ten
verkoop voorhanden hebben
en/of in voorraad hebbenen/of verkopen en/of ten
verkoop aanbieden en/of vervoeren
en/of het ten vervoer aanbiedenen/of
afleveren en/of gebruiken voor commercieel gewin
en/of ruilen en/of in ruil
aanbieden en/of het uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden
en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of onder
zich hebben van dieren behorende tot (een) beschermde diersoort(en) (13 FFW)
- het opzettelijk in strijd met de
bij ofkrachtens de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren gestelde regels, te weten artikel 2.1 lid 2 van de
Regeling handel levende dieren en levende producten binnen Nederland
brengen van vogels (10 GWD)
althans het plegen van witwassen
- het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van
het Wetboek van Strafrecht
- het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalste geschrift als ware
het echt en onvervalst als bedoeld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van
Strafrecht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet wist dat hij in strijd heeft gehandeld met de vijfvogelregeling en dat hij daarom niet verwijtbaar heeft gehandeld.
Zoals het hof reeds heeft overwogen bij de strafbaarheid van de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde - welke overwegingen hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd - dient dit verweer te worden verworpen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officieren van justitie hebben geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend is.
Verdachte heeft zich - kort gezegd - schuldig gemaakt aan illegale handel in vogels.
Dat heeft hij gedaan door misbruik te maken van een vrijstellingsregeling voor vogels die bedoeld is voor - in het kort - huisdieren bij verhuizing van hun eigenaar. Dit vond plaats door telkens verschillende vogels per vliegtuig te (laten) verzenden waarbij per (in elk geval) vijf vogels een begeleider aanwezig was. Deze begeleider, die nooit de eigenaar was van de vogels, werd daarvoor betaald door [medeverdachte 1] dan wel [medeverdachte 2] . Verdachte is ook zelf als begeleider met vogels meegevlogen vanuit Oeganda. Voor en na aankomst in Nederland werden deze vogels verhandeld. Verdachte deelde in de door deze handel behaalde winst. Van transport van een eigenaar met zijn of haar huisdier(en), waarvoor deze vrijstellingsregeling is bedoeld, was absoluut geen sprake.
De bescherming van uitheemse diersoorten tegen illegale handel is mondiaal van groot belang. De onrechtmatige manieren waarop deze handel in vogels in de onderhavige zaak (mede door verdachte) heeft plaatsgevonden, brengen gezondheidsrisico’s mee. Verdachte heeft zich niet bekommerd om deze risico’s. De schaal waarop één en ander heeft plaatsgevonden is groot. De wijze waarop verdachte en de medeverdachten te werk zijn gegaan, is te kwalificeren als geraffineerd, professioneel, goed georganiseerd en doortrapt. De handel was erop gericht zo veel mogelijk winst te behalen. Om het welzijn van de dieren heeft verdachte zich niet bekreund. Daarom gaat het om ernstige feiten. Ook vanuit het oogpunt van generale preventie is oplegging van een forse straf gerechtvaardigd.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie zich schuldig maakte aan (onder meer) voornoemde misdrijven.
Ten voordele van verdachte neemt het hof in aanmerking dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 oktober 2016 recentelijk niet is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft voorts gelet op de leeftijd van verdachte en zijn gezondheidsklachten, zoals deze ter terechtzitting van het hof door verdachte zijn beschreven.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar en - met name gelet op de ernst van de door het hof bewezenverklaarde feiten en het aantal vogelzendingen waaraan verdachte zijn medewerking heeft verleend - een taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis (met aftrek van voorarrest) passend en geboden is ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezenverklaarde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 10 en 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. H.H.M. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 18 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
BIJLAGE:de tenlastelegging