Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1] ,
[appellant 2] ,
[appellanten],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.A. de Boer, hebben aangegeven dat zij geen grieven hebben ontwikkeld tegen het vonnis van de rechtbank en dat zij de zaak willen doorhalen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Zeilstra, heeft niet ingestemd met de doorhaling en verzoekt om veroordeling van de appellanten in de proceskosten.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten geen grieven hebben ingediend en dat het beroep derhalve verworpen moet worden. De appellanten worden als in het ongelijk gestelde partij beschouwd, aangezien er geen andere afspraken tussen partijen zijn gemaakt. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van de geïntimeerde begroot op € 311,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder zaaknummer 200.180.232/01. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest van 23 februari 2016, waarin een comparitie van partijen was bepaald, maar partijen hebben besloten hiervan af te zien. De zaak is vervolgens aangehouden om de uitkomst van de bodemprocedure bij de rechtbank af te wachten. Uiteindelijk hebben de appellanten verzocht om doorhaling, wat door de geïntimeerde werd betwist.