ECLI:NL:GHARL:2017:3253

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
200.197.883
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een kind en de gevolgen voor de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor erkenning van een kind door de vader. De moeder, die alleen het gezag over het kind uitoefent, heeft bezwaar gemaakt tegen de erkenning door de vader, die het kind niet eerder heeft erkend. De moeder heeft aangevoerd dat de erkenning negatieve gevolgen zal hebben voor haar en het kind, en dat de vader een gewelddadig verleden heeft. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de psychische toestand van de moeder en de belangen van het kind. Het hof oordeelt dat de angst van de moeder voor de vader onvoldoende is om de verzochte vervangende toestemming te weigeren. De belangen van het kind om de familierechtelijke band met de vader te erkennen wegen zwaarder dan de angsten van de moeder. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd en de erkenning door de huidige partner van de moeder nietig verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.197.883
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 385110, 385116, 385117)
beschikking van 18 april 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.A. van der Stroom-Willemsen te Rotterdam,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.W. van der Boom te Doetinchem,
en
mr. A.M.L. van As,
kantoorhoudende te Nieuwegein,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 juli 2015 en 26 mei 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 augustus 2016;
- het verweerschrift van de vader;
- het verweerschrift van de bijzondere curator;
- een brief van de raad van 18 oktober 2016;
- een brief van de raad van 30 november 2016;
- een brief van de raad van 20 december 2016;
- een journaalbericht van mr. Van der Boom van 31 januari 2017 met productie;
- een journaalbericht van mr. Van der Stroom-Willemsen van 7 februari 2017 met
producties;
- een journaalbericht van mr. Van der Stroom-Willemsen van 14 februari 2017 met
productie;
- een journaalbericht van mr. Van der Boom van 15 februari 2017 met als productie een
aanvullend verweerschrift tevens houdende akte incidenteel hoger beroep van de vader.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 februari 2017 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en mr. N. Yeh. De vader is eveneens in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en C. Malovic, tolk in de Servische taal. Voorts is de bijzondere curator verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is […] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] [het kind] geboren, over wie de moeder alleen het gezag uitoefent. [het kind] woont bij de moeder. De vader heeft [het kind] niet erkend. De moeder heeft geen toestemming gegeven voor erkenning van [het kind] door de vader.
3.2
De moeder en de vader zijn beiden burger van Bosnië-Herzegovina, de moeder heeft daarnaast de Nederlandse nationaliteit. [het kind] heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 22 januari 2015, heeft de vader verzocht:
a) hem vervangende toestemming te geven voor erkenning van [het kind] ;
b) te bepalen dat hij en de moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag over [het kind] zullen
uitoefenen;
c) een contactregeling vast te stellen tussen hem en [het kind] .
3.4
Bij beschikking van 4 februari 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, mr. Van As benoemd tot bijzondere curator voor [het kind] .
3.5
Bij beschikking van 16 juli 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag
- of een erkenning van het kind door de vader de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt,
- zo nee, of er sprake is van een in de wet genoemde omstandigheid die in de weg staat aan gezamenlijk ouderlijk gezag,
- of er sprake is van bezwaren die in de weg staan aan een toedeling van zorg- en opvoedingstaken aan de vader en zo nee, welke verdeling van zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van de minderjarige moet worden geacht,
en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.6
De raad heeft op 1 maart 2016 gerapporteerd en geadviseerd.
3.7
Bij aanvullend verzoekschrift van 14 april 2016 heeft de vader verzocht te bepalen dat de moeder zich binnen drie dagen na betekening van de beschikking meldt bij het Buurtteam Oost, dat zij [het kind] vervolgens gedurende twee weken voorbereidt op contact met haar vader, dat er vervolgens gedurende vier weken éénmaal per week Skype-contact is tussen [het kind] en hem, en dat er vervolgens een eerste persoonlijk contact is tussen hem en [het kind] , met begeleiding van Buurtteam Oost of een andere instantie, dan wel een ander concreet stappenplan inclusief termijnen dat de rechtbank redelijk en passend acht, alsmede te bepalen dat de moeder voor iedere niet-nakoming van één van de onderdelen als hiervoor genoemd een dwangsom van € 500,- per keer verbeurt, dan wel een dwangsom die de rechtbank juist acht.
3.8
Bij akte van erkenning, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Nieuwegein op 11 oktober 2016, heeft de huidige partner van de moeder, [A.] , met toestemming van de moeder [het kind] erkend.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het verzoek van de vader hem vervangende toestemming te verlenen om [het kind] te erkennen. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 26 mei 2016 de vader (vervangende) toestemming verleend tot erkenning van [het kind] , het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over [het kind] te worden belast afgewezen en de behandeling van het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling pro forma aangehouden tot de zitting van 29 november 2016 met de bepaling dat:
- de moeder in overleg met het buurtteam en een kinderpsycholoog binnen twee maanden na
het geven van de bestreden beschikking statusvoorlichting aan [het kind] dient te geven;
- de moeder in de daaropvolgende twee maanden met behulp van het buurtteam door de
vader te sturen kaartjes en foto’s met [het kind] bespreekt;
- de moeder in de daaropvolgende twee maanden meewerkt aan één of meerdere door het
buurtteam begeleide contacten tussen [het kind] en de vader.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 26 mei 2016. De grieven zien op de aan de vader verleende vervangende toestemming om [het kind] te erkennen. De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 26 mei 2016 te vernietigen voor zover de rechtbank daarbij het verzoek van de vader tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de erkenning van [het kind] heeft toegewezen, kosten rechtens.
4.3
De vader voert verweer is op zijn beurt bij aanvullend verweerschrift tevens akte incidenteel appèl in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader verzoekt het hof in het principaal hoger beroep (zo begrijpt het hof:) de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans haar dit te ontzeggen, en in het incidenteel hoger beroep primair te verklaren voor recht dat de door de heer [A.] gedane erkenning nietig is, en, subsidiair, te verklaren voor recht dat de erkenning door de heer [A.] een voorwaardelijk karakter heeft totdat onherroepelijk is beslist op het verzoek vervangende toestemming van de vader.
4.4
De bijzondere curator voert eveneens verweer. De bijzondere curator verzoekt het hof het hoger beroep van de moeder als ongegrond en onbewezen af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens het bepaalde in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van de verwekker die het kind wil erkennen de ontbrekende toestemming van de moeder door de toestemming van de rechter worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Hierbij dient een afweging te worden gemaakt tussen de belangen van betrokkenen, waarbij tot uitgangspunt dient te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. De wetgever heeft met het scheppen van de wettelijke mogelijkheid van vervangende toestemming beoogd in het kader van de afstamming meer aansluiting te zoeken bij de biologische werkelijkheid.
5.2
Een zekere emotionele weerstand van de moeder is onvoldoende om vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien duidelijk wordt dat de weerstand van de moeder negatieve gevolgen voor de positie van het kind met zich brengt.
5.3
Tussen partijen staat vast dat de vader de verwekker van [het kind] is.
5.4
De moeder stelt dat er een groot risico bestaat dat erkenning leidt tot een zodanige onevenwichtige financiële en emotionele toestand bij haar dat zij geen stabiel opvoedklimaat meer kan bieden aan [het kind] . Een erkenning zal de ongestoorde verhouding tussen haar en [het kind] schaden en de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [het kind] in het gedrang brengen. Zij heeft gedurende de hele relatie een LAT-relatie met de vader gehad. In 2009 is zij ongepland zwanger geraakt. Al sinds het begin van de zwangerschap heeft zij er alleen voor gestaan. De vader leek zich niet om [het kind] te bekommeren en heeft nooit de wens geuit om [het kind] te erkennen. Integendeel: kort na de geboorte kwam de moeder er achter dat de vader reeds met een andere vrouw getrouwd was en met haar twee kinderen had in [woonplaats] en dat de vader [het kind] daarom niet eens wilde erkennen. De vader heeft al die tijd nauwelijks naar [het kind] omgekeken, noch een financiële bijdrage geleverd noch bijgedragen aan zorgtaken. [het kind] zag de vader slechts sporadisch en kent de vader nauwelijks.
De relatie tussen partijen is nooit stabiel geweest en verslechterde na de geboorte van [het kind] . Zij, de moeder, heeft zich tijdens de relatie sterk onderdrukt gevoeld door de vader. Zij werd psychisch mishandeld, bedreigd, vervreemdde van haar omgeving en leed onder het manipulatieve gedrag van de vader. Toen de vader in 2013 tevens fysiek geweld gebruikte heeft zij de relatie beëindigd. De vader is zeer gewelddadig, zeer onvoorspelbaar en manipulatief. Bovendien kwam zij er achter dat de vader zijn criminele verleden voor haar had verzwegen. Zij kwam er ook achter dat de vader zich bezig hield met mensensmokkel tussen Bosnië en Europa en dat de vader een gewelddadig verleden heeft.
De vader heeft [het kind] zonder haar toestemming in Duitsland erkend. Inmiddels is de Duitse erkenning ongedaan gemaakt. Bovendien heeft de vader [het kind] meegenomen tijdens de vakantie naar Bosnië zonder haar medeweten of instemming. Zij kon geen contact met de vader krijgen en wist een week niet waar [het kind] zich bevond.
Waar zij aanvankelijk dacht dat het in het belang van [het kind] was contact te onderhouden met de vader en zij dit ook stimuleerde, heeft hij met zijn gedrag echter aangetoond dat hij op allerlei manieren het gezag van haar over [het kind] ondermijnt. Zij heeft gegronde vrees dat de vader met de erkenning zal proberen een paspoort voor [het kind] aan te vragen in Duitsland dan wel in Bosnië. Zij wenst [het kind] niet langer bloot te stellen aan de onvoorspelbare houding van de vader met een groot risico voor het sociaal-psychologische en emotionele welzijn van [het kind] . Zij heeft gegronde vrees dat de vader [het kind] op dezelfde wijze zal onderdrukken zoals hij bij haar heeft gedaan. Partijen hebben zeer uiteenlopende geloofsovertuigingen en principes. Zij heeft zeer veel moeite met de situatie. Zij slaapt slecht, kan zich slecht concentreren op haar werk en ervaart, gelet op haar ervaringen met de vader, veel stress van de thans aanhangige procedures. Ook vanuit [het kind] bestaan signalen dat zij moeite heeft met de situatie mede ingegeven door de stress die bij de moeder bestaat. [het kind] heeft van september 2015 tot november 2015 onder behandeling gestaan van een kinderpsycholoog in verband met onder meer aandachts- en concentratieproblemen. Door de erkenning is de kans groot dat de stabiliteit in het leven van [het kind] ontwricht raakt, terwijl volgens de psycholoog de stabiliteit voor [het kind] nu juist zo belangrijk is. De raad heeft geen grondig en gedegen onderzoek gedaan. [het kind] is door de raad niet gezien of gehoord
.Er is geen gedegen onderzoek gedaan naar de criminele achtergrond van de vader. Met een onderzoek door het NIFP had de raad meer inzicht kunnen verkrijgen in de kwetsbaarheid van de moeder en de persoonlijkheidsproblematiek van de vader in samenhang met het verleden. Het is onbegrijpelijk dat de raad van mening is dat [het kind] erkend kan worden door de vader terwijl de raad tevens aangeeft dat de stabiliteit van [het kind] in gevaar komt bij erkenning. De angst, onzekerheid en spanningen die een erkenning meebrengen zullen onvermijdelijk hun weerslag hebben op [het kind] , voor wie zij als moeder de belangrijkste opvoeder is.
De moeder brengt nog naar voren dat zij zelfin 2013 is behandeld voor haar psychische problemen.Sinds zij kennis draagt van het verzoek van de vader, kampt zij wederom met psychische klachten. Zij kan niet geholpen worden zolang de vader in beeld blijft. [het kind] heeft momenteel een stabiel leven in het gezin van de moeder. De stiefvader is een stabiele factor. [het kind] is zich ervan bewust dat de vader haar biologische vader is maar de huidige partner van de moeder is haar vaderfiguur. Zij betwist dat het in het belang van [het kind] is dat haar relatie met de vader rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. De belangen van [het kind] worden geschaad bij een erkenning door de vader. De ongestoorde verhouding tussen haar en [het kind] wordt geschaad. Zij kampt al geruime tijd met psychische problemen welke het directe gevolg zijn van de spanningen tussen de vader en haar. Haar klachten duiden op een depressieve stoornis en angststoornis. Zij heeft zich laten behandelen en is na intensieve behandelingen weer opgekrabbeld. Toen het verzoek van de vader binnenkwam kreeg zij er weer een terugval. Zij is begin 2015 opnieuw onder behandeling gesteld van Indigo. De klachten houden aan en zijn het directe gevolg van de spanningen die zij van de vader ervaart en van de procedure. Indien dit zo doorgaat, is zij bang dat zij haar studie moet staken, dat zij haar baan als docente verliest en daarmee haar inkomen en stabiliteit voor [het kind] . Ondanks het feit dat dit door de raad wordt bevestigd, adviseert de raad toch het verzoek toe te wijzen, hetgeen voor haar onbegrijpelijk is. Zolang zij met de vader wordt geconfronteerd, zullen haar klachten niet kunnen verbeteren. Daarvoor heeft zij al teveel met hem meegemaakt. Zij zullen het nooit met elkaar eens worden. Zij wil [het kind] liberaal opvoeden en de vader hangt een streng islamitisch geloof aan, aldus nog steeds de moeder.
5.5
De vader voert aan dat hij [het kind] graag wil erkennen omdat het zijn kind is. Hij heeft daarmee geen verkeerde bedoelingen. Hij betwist dat hij fysiek geweld tegen de moeder heeft gebruikt en dat hij een crimineel verleden heeft. Hij heeft de moeder ook nimmer fysiek bedreigd. Er is geen enkele aanleiding te veronderstellen dat hij [het kind] zal meenemen naar Bosnië of dat hij daar een paspoort zal aanvragen. Hij is beslist niet van plan zich daar te vestigen. Hij heeft zijn gezin in [woonplaats] en is daar gevestigd. Hij heeft een co-ouderschap met twee kinderen van 15 en 17 jaar. Hij heeft bij de eerder door hem gedane erkenning van [het kind] in 2013 in Duitsland - deze is op last van de rechtbank bij beschikking van 13 augustus 2014 doorgehaald - volledig te goeder trouw gehandeld. Verder is hij in de vakantie niet buiten de door partijen gemaakte afspraken getreden. Hij bestrijdt dat er een causaal verband bestaat tussen de psychische problemen van de moeder en zijn verzoeken. Hij heeft geenszins de bedoeling het gezinsleven van de moeder met haar partner en [het kind] te verstoren. Hij heeft aan de raad alle gelegenheid gegeven onderzoek te doen en heeft overal medewerking aan verleend. De raad heeft ook aanvullende bronnen geraadpleegd zoals de school van [het kind] , de kinderpsycholoog, de psycholoog van de moeder en zijn psychotherapeut. Er is geen enkele aanleiding meer voor een onderzoek. Uit de rapportage blijkt dat hij een stabiele persoonlijkheid is. Het is voor de ontwikkeling van [het kind] en de vorming van haar eigen identiteit belangrijk dat zij weet wie haar biologische vader is. Hij respecteert het nieuwe gezin van de moeder. De angsten van de moeder zijn niet op hem terug te voeren, aldus nog steeds de vader.
5.6
De raad adviseert in het rapport van 1 maart 2016 het verzoek van de vader tot vervangende toestemming voor erkenning van [het kind] toe te wijzen.
De raad beantwoordt de onderzoeksvragen als volgt:

Wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen van [het kind] in de context van de scheiding?Qua mogelijkheden geldt dat [het kind] een meisje is dat zich goed ontwikkelt. Zij kan cognitief goed meekomen op school en zij heeft vriendinnetjes. [het kind] wordt omschreven als veerkrachtig en is in balans. Zij kan dingen gemakkelijk loslaten en kent een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling. [het kind] heeft een goede band met moeder en stiefvader. Zij weet dat zij een biologische vader heeft. Zij heeft de contactmomenten met vader, die tot 2014 hebben plaatsgevonden, volgens beide ouders als positief ervaren.
(…)
Worden de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [het kind] geschaad door de erkenning van de minderjarige door vader?
De raad ziet dat de verzoeken van vader moeder beangstigen en dat de rechtsgang hieromtrent een toename van spanningen en stress bij moeder met zich mee heeft gebracht. Een erkenning zal de angstgevoelens van moeder doen toenemen. Hoewel zij handvatten aangereikt heeft gekregen om hiermee om te gaan en zij zich deze eigen heeft gemaakt, is de balans van moeder nog fragiel. De verwachting is daarom dat haar situatie onevenwichtiger en instabieler wordt en een negatief effect heeft op haar rol als opvoeder. In plaats van dat siefvader een relativerende, neutrale, kalmerende en ondersteunende houding aanneemt jegens moeder die haar kan helpen om deze angstgevoelens te verminderen en daarmee moeder kan helpen in haar ondersteuning van [het kind] bij het creëren van een eigen vaderbeeld, lijkt stiefvader vanuit zijn wens moeder te beschermen de angstgevoelens verder te bevestigen. De stabiliteit voor [het kind] bij moeder komt door de angsten in verband met de erkenning mogelijk in gevaar.
Worden de belangen van [het kind] geschaad bij de erkenning door vader? Zijn er reële risico’s aanwezig dat [het kind] bij een erkenning door vader wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling?
De belangen van [het kind] worden niet direct geschaad met een erkenning. [het kind] is veerkrachtig en evenwichtig genoeg om erkenning aan te kunnen. Voor een goede identiteitsontwikkeling is het voor [het kind] belangrijk dat zij weet wie haar biologische vader is, wie haar familie van vaderszijde is en dat zij weet dat vader betrokken wil zijn bij haar leven. De zorg van de Raad is dat [het kind] ’s belangen wel indirect geschaad zouden kunnen worden vanwege moeders angsten. Het is de vraag in hoeverre moeder in staat is [het kind] vrij te houden van haar spanningen rond de gevolgen van een erkenning en de mogelijke instabiliteit die hiermee gepaard kan gaan.
De Raad is van mening dat de hierboven geschetste risico’s op instabiliteit van moeder niet opwegen tegen het recht van [het kind] om de familierechtelijke band met haar vader juridisch vast te leggen. De angsten die moeder heeft ten aanzien van de rol van vader in het leven van [het kind] zullen bovendien niet worden weggenomen als niet wordt overgegaan tot erkenning.”
5.7
De bijzondere curator concludeert dat het verzoek van de vader tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor erkenning voor toewijzing vatbaar is.
De raad heeft een grondig en gedegen onderzoek gedaan en heeft terecht een belangenafweging gemaakt. Tegenover de risico’s die verbonden zijn aan erkenning staat het belang van [het kind] dat zij weet wie haar biologische vader is, wie de familie van haar vader is en dat zij weet dat de vader betrokken wil zijn in haar leven.
Het risico op instabiliteit, welk risico ook aanwezig blijft bij niet-erkenning, ziet zij wel als een punt van aandacht en zorg. Beide ouders moeten zich inspannen om hun eigen gevoelens en emoties bij [het kind] weg te houden. Hier ligt ook een taak voor de stiefvader. Het kan en mag niet bedoeling zijn dat de stiefvader de positie van vader inneemt. Het is in het belang van [het kind] dat de familierechtelijke betrekking met de vader erkend wordt. Dit belang weegt zwaarder dan het risico op instabiliteit binnen het gezin van de moeder. [het kind] heeft het recht om te weten wie haar vader is en wie zijn familie is. Deze informatie is inherent aan de identiteit van [het kind] en vormt daarom een wezenlijk onderdeel voor de evenwichtige sociaal- emotionele ontwikkeling van [het kind] . Het is van belang dat zij zich een eigen beeld kan vormen over haar vader. Nu de mogelijkheid van actieve statusvoorlichting door de moeder zelf wordt afgehouden is het temeer van belang dat de familierechtelijke band tussen [het kind] en de vader juridisch wordt erkend, aldus nog steeds de bijzondere curator.
5.8
Het hof is met de rechtbank, de raad en de bijzondere curator van oordeel dat het verzoek van de vader hem vervangende toestemming te verlenen tot de erkenning van [het kind] als zijn kind dient te worden toegewezen. Het hof verwijst daartoe naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over, maakt deze tot de zijne en voegt daaraan nog het volgende toe.
Ook in hoger beroep is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat de belangen van [het kind] worden geschaad bij een erkenning door de vader.
Gebleken is dat de moeder nog geen vertrouwen heeft in de vader en nog angstig is voor de vader. De angst van de moeder lijkt vooral gebaseerd te zijn op het verleden.
Het hof acht deze angst van de moeder, gelet op de criteria in de wet, echter onvoldoende reden om de verzochte vervangende toestemming te weigeren. De door de moeder in hoger beroep overgelegde verklaringen van onder meer haar psycholoog en psychiater kunnen aan dit oordeel niet afdoen. Weliswaar blijkt uit deze verklaringen dat de moeder is gediagnosticeerd met een depressieve stoornis, recidiverend matig van ernst, een angststoornis en een posttraumatische stressstoornis, maar het hof is van oordeel dat dit niet opweegt tegen het recht van [het kind] om de familierechtelijke band met haar vader juridisch vast te leggen.
Bovendien blijkt uit deze verklaringen dat de klachten van de moeder (angst en depressie) ook gerelateerd zijn aan de oorlog in Bosnië en het feit dat zij op 14-jarige leeftijd naar Nederland is gevlucht.
Het hof is voorts van oordeel dat de verstoorde relatie tussen partijen en de angst van de moeder voor de vader onvoldoende is om van een verstoring in de verhouding tussen de moeder en [het kind] uit te gaan. Met de raad en de bijzondere curator is het hof van oordeel dat de moeder hulp moet blijven zoeken bij het verwerken van haar verleden en haar angsten. Voorkomen moet worden dat de angsten van de moeder op [het kind] worden overgedragen. Het hof heeft verder in zijn overwegingen betrokken dat niet is gebleken dat het niet goed gaat met [het kind] .
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de angst die de moeder heeft voor de vader niet zodanig lijkt te zijn dat deze een ongestoorde verhouding tussen de moeder en [het kind] in de weg staat. Nu er ook voor het overige geen aanwijzingen zijn dat ten gevolge van de erkenning voor [het kind] reële risico’s zijn dat zij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling, en het hof het voor [het kind] van groot belang acht te weten wie haar vader is en dat haar familierechtelijke relatie ook in juridische zin wordt bevestigd, is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader terecht is toegewezen.
5.9
Het vorenstaande betekent dat de door de heer [A.] op 11 oktober 2016 gedane erkenning niet in stand kan blijven en dat het hof het verzoek van de vader om te verklaren voor recht dat de erkenning gedaan door de heer [A.] nietig is zal toewijzen.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en zal voorts beslissen als hierna vermeld.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
26 mei 2016;
verklaart voor recht dat de erkenning gedaan door de heer [A.] op 11 oktober 2016 nietig is;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Z.J. Oosting, A. Smeeïng-van Hees en K.J. Haarhuis,
bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Smeeïng-van Hees, en is op 18 april 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.