Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker, verder te noemen: [verzoeker],
verzoeker, verder te noemen: [verzoeker],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De verzoeker, handelende onder de naam [X], was benoemd tot bewindvoerder van [verweerder] en [verweerster], die beiden onder bewind stonden. De kantonrechter had eerder op 15 augustus 2016 besloten om de verzoeker te ontslaan als bewindvoerder, omdat er gewichtige redenen zouden zijn. De verzoeker ging hiertegen in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2017 hebben zowel de verzoeker als de verweerders hun standpunten toegelicht. De verzoeker betoogde dat er geen gewichtige redenen waren voor zijn ontslag en dat hij zijn taken naar behoren uitvoerde. Hij wees op de beperkte financiële middelen van de betrokkenen en de complicaties die voortkwamen uit hun echtscheiding. De verweerders stelden echter dat de verzoeker zijn taken niet goed vervulde, wat leidde tot een toename van hun schulden.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de verzoeker voldoende had aangetoond dat hij zich had ingespannen om de communicatie met de verweerders goed te houden en dat de toename van de schulden niet uitsluitend aan hem kon worden toegeschreven. Het hof concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren om de verzoeker te ontslaan als bewindvoerder. De eerdere beschikkingen van de kantonrechter werden vernietigd en de verzoeken van de verweerders tot ontslag van de verzoeker werden afgewezen. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.