Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: eiser,
in eerste aanleg: gedaagde,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
29 april 2008 van Nationale Nederlanden aan het Pensioenfonds Metaal en Techniek waarin Nationale Nederlanden de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken op basis van de koers per 15 april 2008 heeft vastgesteld. Volgens Ajilon moet worden aangenomen dat [appellant] rond die datum zijn eventuele dwaling heeft ontdekt. Aangezien de inleidende dagvaarding op 31 mei 2011 is uitgebracht en geen stuiting van de verjaring heeft plaatsgevonden is deze vordering verjaard, aldus Ajilon.
31 mei 2011 is uitgebracht, derhalve binnen de in artikel 3:52 lid 1 onder c BW vermelde termijn. Ajilon heeft niet gesteld dat er - naast de brief van 29 april 2008 - meer omstandigheden waren op grond waarvan [appellant] daadwerkelijk in staat was zijn vordering in te stellen.
40 dienstjaren. Het eerste rekenvoorbeeld betreft een pensioenopbouw op grond van de oude eindloonregeling en vermeldt een concreet bedrag aan ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd (f. 17.500,-). In dit voorbeeld wordt niet aangegeven welk kapitaal nodig is voor deze pensioenuitkering. Het tweede rekenvoorbeeld betreft de pensioenopbouw in de nieuwe pensioenregeling en vermeldt hoeveel kapitaal er gedurende 40 dienstjaren met de beschikbare premie kan worden opgebouwd (ongeveer f. 150.000,-). In het voorbeeld wordt geen indicatie gegeven welk bedrag aan ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd met dit kapitaal tot uitkering zou komen. [appellant] heeft onder de randnummers 29 en 30 van zijn memorie van grieven aangevoerd dat in rekenvoorbeeld 1 een kapitaal van ongeveer
“Ik herinner mij van het project dat leidde tot wijziging van de pensioenregeling bij TS Consultants niet meer de details, daarvoor is het te lang geleden. In grote lijnen ging het om een verandering die op het hoofdkantoor al was besproken. Je kon kiezen uit twee mogelijkheden, namelijk een aandelenpensioen of een mixed fund. Er waren twee avonden waar je een en ander kon aanhoren. Daar waren externe experts bij, misschien wel van een pensioenverzekeraar. Ik heb een van die avonden bijgewoond. Ik herinner mij niet meer wat daar is besproken. Ik weet nog wel dat ik gemengde gevoelens had over een en ander, in die zin dat je in het begin van je dienstverband verplicht wordt mee te doen met de dan geldende pensioenregeling en dat vervolgens die regels tijdens het dienstverband werden veranderd, zonder dat je daar invloed op uit kon oefenen.(…)Ik meen zeker te weten dat handhaving van de bestaande regeling geen optie was, daar kon je niet voor kiezen. U vraagt mij of ik heb ingestemd met de nieuwe regeling. Ik heb gekozen voor een van de voorgelegde opties, je moet wat.(…)
“Van het project dat leidde tot de nieuwe pensioenregeling bij TS Consultants herinner ik mij een bijeenkomst met het personeel georganiseerd door de directie en de OR (…). De nieuwe regeling werd toegelicht door iemand van Nationale Nederlanden en iemand van de Pensioendesk. Er werd gezegd dat de nieuwe regeling een goede regeling was en dat het een vooruitgang betekende voor iemand die jong en alleenstaand was en die geen premie voor weduwen en wezenpensioen verschuldigd was. Er werd gezegd dat de regeling goed was en dat mensen die er toch op achteruit zouden gaan gecompenseerd zouden worden. Daarnaast was er een heel verhaal over stoppen met werken op je 60e, iets dat destijds actueel was. Daar zaten wel haken en ogen aan. Als je dat wilde moest je bijstorten, extra dingen doen.Daaraan vooraf ging het volgende. In 1995 en 1996 zat ik in de OR. Begin 1996 werd de nieuwe regeling door de directie ingebracht in de OR. De OR heeft toen een kleine commissie benoemd om dit te onderzoeken. Ik zat daar niet in. Eind 1996 hebben we een bijeenkomst gehad met de mensen van de Pensioendesk die door de OR was ingeschakeld. In die bijeenkomst werd het verschil uitgelegd tussen het eindloon- en het middelloonsysteem. Uitgelegd werd dat het pensioen in het middelloonsysteem wel lager zou zijn dan 70% van het eindloon. Er werd niet aangegeven dat het dramatisch slechter zou zijn. De mogelijkheden waarmee de vermindering beperkt kon worden werden aangegeven. Ik zou dat nu niet kunnen reproduceren, daarvoor is het voor een leek te complex.
“Ik herinner mij dat wij op enig moment een bijeenkomst hadden (…) over de overgang naar een nieuwe pensioenregeling. Ik weet niet meer wat daar is besproken. Aan het eind concludeerde ik dat wij over zouden gaan naar een nieuwe regeling. Ik dacht dat die regeling wel goed zou zijn, omdat iedereen overging naar de nieuwe regeling.(…)Ik had in de betreffende periode niet het gevoel dat ik slechter af zou zijn met de nieuwe dan met de oude regeling. Ik verwachtte eigenlijk dat de nieuwe regeling beter zou zijn. Ik zag TSC als een goede werkgever waar ik niet van verwachtte dat zij mij iets aan zou smeren.
“Ik ben zelf aanwezig geweest bij een meeting bij TSC (…). Daar was in elk geval ook de OR aanwezig. (…) Ik herinner mij niet wat er in die bijeenkomst is besproken.
“De verschillen tussen de oude en de nieuwe pensioenregeling zijn in personeelsbijeenkomsten uitgelegd. U vraagt mij hoe het verschil tussen de oude eindloonregeling en de nieuwe beschikbare premieregeling is uitgelegd. Er is uitgelegd dat de nieuwe regeling vooral voor oudere werknemers die al langer bij TSC werkten nadelig zou kunnen uitpakken. Dat nadeel zou gedeeltelijk gecompenseerd worden vanaf een bepaalde leeftijd. (…) U zegt dat u is opgevallen dat in de stukken een waarschuwing voorkomt voor een laag of zelfs negatief rendement, maar ook dat de gebruikte rekenvoorbeelden m.b.t. de nieuwe regeling positief waren. Ik herinner mij niet meer of en hoe daar in de bijeenkomsten over is gesproken. Ik herinner mij wel dat is besproken dat in bepaalde gevallen hetzelfde rendement kon worden gehaald als in de oude regeling, maar dat in zijn algemeenheid de nieuwe regeling slechter zou zijn dan de oude regeling.
“Ik was als pensioenadviseur van TSC betrokken bij de overgang van de oude naar de nieuwe pensioenregeling rond 1996/1997. Ik ben ook betrokken geweest bij de voorlichting aan de werknemers. Ik ben aanwezig geweest bij personeelsbijeenkomsten. Tijdens die bijeenkomsten is het verschil tussen de oude eindloonregeling en de nieuwe beschikbare premieregeling uitgelegd. Aangegeven is dat de pensioenregeling er met de nieuwe regeling niet beter op werd. Ik kan mij niet herinneren of in de rekenvoorbeelden alleen neutrale scenario’s op basis van toenmalige verwachtingen zijn neergelegd of ook negatieve scenario’s. Wat wel heel duidelijk is gemaakt is dat onzeker was of de rendementen waarmee gerekend werd ook gehaald zouden worden. Hoe zwaar dit punt is aangezet, dat weet ik niet meer, het is vijftien jaar geleden.
“Met betrekking tot de overgang naar de nieuwe pensioenregeling zijn in drie regio’s personeelsbijeenkomsten geweest. Ik ben daarbij geweest. Voor zover ik weet, is tijdens die personeelsbijeenkomsten het verschil tussen eindloonregeling en beschikbare premieregeling uitgelegd. Ik herinner mij niet wat er precies is gezegd tijdens die bijeenkomsten. Tijdens de bijeenkomsten is zeker niet gezegd dat de nieuwe regeling beter zou zijn dan de oude regeling. Wel is gezegd dat de nieuwe regeling slechter kon zijn dan de oude regeling. U vraag mij of met de wetenschap van nu destijds voldoende aandacht is besteed aan de vluchtigheid van rendementen. Wat betreft beleggen is in elk geval duidelijk gewezen op de risico’s ervan. De mogelijkheid van beleggen was een wens van de werknemers. De directie was daar tegen. In overleg met de OR is gekozen voor een minder risicovol mixfonds. Vanuit de directie is aan door ons ingeschakelde mensen de opdracht gegeven om uitleg te geven over de nieuwe regeling. De opdracht hield niet in om een gekleurde uitleg te geven. Zij moesten gewoon de regeling neutraal uitleggen. Verder moesten zij klaar staan om vragen van de werknemers te beantwoorden.(…)De werknemers konden niet kiezen tussen de nieuwe en de oude regeling, dat is niet aan de orde geweest.”
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] zullen tot aan de bestreden einduitspraak worden vastgesteld op € 928,61 voor verschotten (€ 90,81 voor explootkosten, € 142,- voor griffierecht en € 695,80 voor getuigentaxen) en op € 1.575,- voor salaris gemachtigde (4,5 punten, € 350,- per punt).
€ 683,- voor griffierecht) en op € 2.316,- voor salaris advocaat (twee punten, tarief III in hoger beroep).