Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
,wonende respectievelijk gevestigd te [plaatsnaam] ,
[maatschap X], gevestigd te [plaatsnaam] ,
,wonende respectievelijk gevestigd te [plaatsnaam] ,
[maatschap X], gevestigd te Enschede,
1.[verweerder 3] , wonende te [plaatsnaam] ,
[verweerder 4], wonende te [plaatsnaam]
[verweerder 5], wonende te [plaatsnaam] ,
,wonende respectievelijk gevestigd te [plaatsnaam] ,
1.[verweerder 1] , ten behoeve van [maatschap X] naar burgerlijk recht
[verweerder 5] zullen hierna gezamenlijk ‘ [verweerders 3,4 en 5] ’ worden genoemd.
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in de incident
primairwenst te voegen aan de zijde van [verweerder 2] en [verweerders 3,4 en 5] , en dat hij
subsidiairwil tussenkomen tussen [verweerder 1] enerzijds en [verweerder 2] , respectievelijk [verweerders 3,4 en 5] anderzijds.
Volgens [verweerder 1] is [eiser] hiermee te laat, omdat de laatste conclusie in de hoofdzaak is genomen, maar door het tussenarrest van 12 juli 2016 is geen einde gemaakt aan de procedures. Dit betekent dat de bevoegdheid tot tussenkomst (en voeging) is herleefd. Zie hiervoor de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel 26 855 tot Herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken (TK 26 855 nr. 3) waarin op pagina 128 wordt opgemerkt:
moet de vordering worden ingesteld vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie wordt genomen. Wellicht ten overvloede zij hier vermeld dat dit betekent dat de vordering tot voeging of tussenkomst niet meer kan worden ingesteld nadat een dag is bepaald voor het uitspreken van een vonnis; wordt vervolgens een tussenvonnis gewezen, dan kan de vordering daarna weer wel worden ingesteld, totdat opnieuw een dag voor vonnis is bepaald.
telaat met zijn incidentele vordering. Dat door voeging een
onredelijkevertraging van de procedures te duchten valt, of dat anderszins sprake is van strijd met een goede procesorde, is niet gebleken. De enkele verwachting van [verweerder 1] dat onenigheid over de verdeling van het maatschapsvermogen voor vertraging zal zorgen, kan hieraan niet voldoende afdoen.
3.De verdere beoordeling in de hoofdzaak
4.De beslissingen
vrijdag 14 april 2017 te 11.30 uurte verschijnen;