ECLI:NL:GHARL:2017:3007

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
21-001499-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens te late indiening van de appelschriftuur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waarna de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 22 maart 2017, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman van de verdachte.

De advocaat-generaal heeft betoogd dat het openbaar ministerie ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep en dat de verdachte veroordeeld moet worden tot een gevangenisstraf van twee weken. Echter, het hof heeft vastgesteld dat de appelschriftuur door de officier van justitie niet tijdig is ingediend, in strijd met artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat een termijn van 14 dagen voorschrijft voor het indienen van grieven.

Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van een tijdige indiening van de appelschriftuur zwaarder weegt dan het belang van de behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom heeft het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de rechtspleging en de noodzaak om de procedurele regels te respecteren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001499-16
Uitspraak d.d.: 5 april 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 maart 2016 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-000193-16 en 16-008707-16 en de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16-701607-14 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

Door de politierechter is verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 maart 2017 en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
 ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in het ingestelde hoger beroep;
 bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
 veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
 toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16-701607-14 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen;
 de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde] in zijn vordering.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Op 16 maart 2016 is door de officier van justitie hoger beroep ingesteld. In artikel 410, eerste lid, Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de officier van justitie binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, in moet dienen bij de griffie.
Op 1 april 2016 is door de officier van justitie een schriftuur met grieven ingediend. Dit is niet binnen de wettelijke termijn van 14 dagen. De schriftuur is dus te laat ingediend.
Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal te kennen gegeven dat hem niet bekend is waarom de schriftuur niet op tijd is ingediend.
De raadsman van verdachte heeft de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in het ingestelde hoger beroep bepleit.
Het is nu de vraag of het belang van het hoger beroep zwaarder dient te wegen dan het belang dat is gemoeid met het verbinden van niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep aan het verzuim van het openbaar ministerie om tijdig een appelschriftuur in te dienen.
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het belang van het hoger beroep gelegen is in een goede rechtspleging. De politierechter heeft een onjuist oordeel gegeven en had tot een veroordeling moeten komen, aldus de advocaat-generaal.
Het hof oordeelt dat in de onderhavige zaak het belang bij het tijdig indienen van de appelschriftuur zwaarder weegt dan het belang bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom wordt het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter,
mr. H.L. Stuiver en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 5 april 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.