ECLI:NL:GHARL:2017:2914

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
WAHV 200.193.870
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Hiemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 12 mei 2016 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, omdat hij van mening was dat hij tijdig een beroepschrift had ingediend. De kantonrechter had echter geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van het beroep op 23 maart 2015 was verstreken. De betrokkene stelde dat hij een beroepschrift had verzonden op 20 maart 2015, maar dit was niet per aangetekende post verzonden, wat de kantonrechter onvoldoende achtte om aan te nemen dat het beroepschrift tijdig was verzonden. De betrokkene had ook een tweede beroepschrift verzonden op 5 mei 2015, maar dit was pas op 7 mei 2015 ontvangen door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM). Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de betrokkene niet-ontvankelijk was in zijn beroep. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat er geen gronden waren voor vernietiging van de beslissing.

Uitspraak

WAHV 200.193.870
5 april 2017
CJIB 185513089
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 12 mei 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingesteld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden.
3. Blijkens de gedingstukken is de beslissing van de officier van justitie op 9 februari 2015 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn e igde derhalve op
23 maart 2015.
4. De betrokkene stelt dat hij, toen hij zich realiseerde dat het op 20 maart 2015 gedateerde beroepschrift niet was aangekomen, opnieuw een beroepschrift, gedateerd 5 mei 2015, heeft verzonden, met een kopie van het oorspronkelijke beroepschrift d.d. 20 maart 2015. Het beroepschrift, gedateerd 5 mei 2015, is kennelijk blijkens de daarop geplaatste tekst op 7 mei 2015 per fax bij de CVOM aangekomen.
5. De betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het beroepschrift tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 23 maart 2015, ter post heeft bezorgd. De enkele stelling van de betrokkene is daartoe onvoldoende. Het beroepschrift van 20 maart 2015 is niet per aangetekende post verzonden. Dat de betrokkene hiertoe financieel niet in staat is maakt de verzending niet aannemelijk. De termijnoverschrijding is voorts niet verschoonbaar. Dat andere brieven wel aankomen kan niet leiden tot een ander oordeel. Gelet hierop is de kantonrechter terecht tot het oordeel gekomen dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit betekent dat de kantonrechter niet aan de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie kon toekomen.
6. De betrokkene wijst er verder op dat de gevolgde procedure hem verbaast. Hij kreeg een uitnodiging voor de zitting van de kantonrechter en in de brief stond dat hij gehoord zou worden omtrent zijn financiële draagkracht. Op de zitting hoorde hij vervolgens dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het te laat was ingediend.
7. Artikel 12, eerste lid, WAHV luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen."
De griffier van de rechtbank heeft de betrokkene bij brief d.d. 14 april 2016 uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter op 12 mei 2016, om 11.15 uur. In deze brief staat vermeld: "Op genoemde zitting zal u worden gehoord omtrent uw financiële draagkracht. U dient ter zitting, aan de hand van financiële stukken, inzicht te geven in uw financiële situatie."
8. Uit het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter d.d. 12 mei 2016 blijkt dat de kantonrechter direct uitspraak heeft gedaan en de beslissing en de motivering daarvan heeft medegedeeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat hij voldoende aanleiding ziet om de door de betrokkene te betalen zekerheid op nihil te stellen, voorts dat het beroep niet tijdig is ingesteld, dat niet aannemelijk is geworden dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat de betrokkene niet-ontvankelijk in zijn beroep is.
9. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter, in aanmerking genomen dat de betrokkene op de zitting was verschenen en -blijkens het proces-verbaal- niet daartegen geprotesteerd heeft of heeft verzocht om aanhouding van de behandeling om zich te kunnen voorbereiden op het punt van de niet-tijdigheid van het beroep, onmiddellijk nadat hij het bedrag van zekerheidstelling had vastgesteld op nihil, op diezelfde zitting kon overgegaan tot de bespreking en beoordeling van de tijdigheid van het beroep. De betrokkene heeft daaromtrent ook zijn standpunt naar voren kunnen brengen en gebracht.
10. Nu geen grond aanwezig is voor vernietiging van de beslissing van de kantonrechter, zal deze worden bevestigd.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.