ECLI:NL:GHARL:2017:2903

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
WAHV 200.199.815
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie en schending van het EVRM

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de kantonrechter het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie gegrond verklaarde. De kantonrechter had de feitcode gewijzigd en de sanctie vastgesteld op € 38,-, maar verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking voor het overige ongegrond. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat er sprake is van schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), met name het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof overweegt dat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze toe te lichten en dat hij niet heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, ondanks dat hij zich overvallen voelde door nieuwe beschuldigingen en bewijsmiddelen. Het hof concludeert dat er geen sprake is van schending van fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. De beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd, waarbij het hof benadrukt dat de betrokkene niet voldoende gronden heeft aangevoerd om het appelverbod te doorbreken.

Uitspraak

WAHV 200.199.815
4 april 2017
CJIB 188260799
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 6 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en met vernietiging van de inleidende beschikking in zoverre, de feitcode gewijzigd, het bedrag van de sanctie op € 38,- vastgesteld en het beroep tegen de inleidende beschikking voor het overige ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de WAHV, voor zover hier van belang, kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt € 38,-. Op grond hiervan dient het hoger beroep van de betrokkene in beginsel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. De betrokkene meent, blijkens de nadere toelichting op het beroep, dat doorbreking van het appelverbod is gerechtvaardigd nu artikel 6, derde lid, sub a en sub b en artikel 7, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zijn geschonden. Hij voert het volgende aan.
a.) De betrokkene stelt dat hij niet onverwijld op de hoogte is gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. Het openbaar ministerie heeft niet gereageerd op zijn beroep bij de kantonrechter. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie de aard van het gepleegde feit veranderd. Hierdoor heeft de betrokkene zijn verdediging voorbereid voor een ander feit dan waarvoor hij veroordeeld is.
b.) Daarnaast heeft de betrokkene verzocht om een ondertekend proces-verbaal van de verbalisant, deze zat niet in het dossier tijdens de zitting en heeft hij eerst na de zitting ontvangen.
c.)Voorts geeft de betrokkene aan dat de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie een standpunt heeft ingenomen dat gebaseerd is op onderzoek in Google Maps (Streetview). Validatie van Google Maps (Streetview) is niet aangetoond en het is daarom niet toelaatbaar als bewijs. De betrokkene vindt dat hij door het achterhouden van bewijs en het inbrengen van niet gevalideerd bewijs ter zitting uitzonderlijk in zijn belangen is geschaad.
d.) Doordat ter zitting een wijziging van de feitcode van de gedraging is voorgedragen en nieuwe bewijsmiddelen zijn aangedragen, was de betrokkene er niet toe in staat om hier direct op te reageren. De betrokkene stelt hierdoor ter zitting niet meer de tijd en faciliteiten te hebben gehad die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging.
e.) Noch ter zitting, noch in het proces-verbaal, noch in de uitspraak van de kantonrechter is verwezen naar een wetsartikel dat de betrokkene overtreden zou hebben. De betrokkene geeft aan dat waar geen wet is, niet veroordeeld mag worden. Immers niemand mag veroordeeld worden wegens een handelen of nalaten dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde van het handelen of nalaten.
3. Het hof stelt voorop dat het de rechter niet vrij staat de wet terzijde te schuiven en de zaak ondanks het in de wet opgenomen appelverbod te behandelen. Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering indien zodanige schending van fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft plaatsgevonden, dat geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Daarvan kan sprake zijn in geval van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
4. Het hof begrijpt het beroep van de betrokkene op doorbreking van het appelverbod gelet hierop aldus dat hij meent dat voornoemd beginsel is geschonden doordat hij ter zitting van de kantonrechter is geconfronteerd met een nieuwe beschuldiging, namelijk een wijziging van de feitcode, en nieuwe bewijsmiddelen, namelijk gegevens ontleend aan Google Maps (Streetview), waarop hij niet adequaat heeft kunnen reageren. Verder heeft de kantonrechter gebruik gemaakt van een proces-verbaal waarover de betrokkene niet beschikte. Daarop heeft de betrokkene evenmin adequaat kunnen reageren.
5. Met betrekking tot dit laatste overweegt het hof dat het proces-verbaal waarop de betrokkene doelt de ambtsedige verklaring van de verbalisant betreft die is weergegeven in het zaakoverzicht van het CJIB. Dit stuk bevindt zich in het dossier waarvan de betrokkene, voorafgaand aan de zitting, kennis heeft kunnen nemen. In de oproep voor de zitting van de kantonrechter - die de betrokkene heeft ontvangen - is hem medegedeeld dat het dossier ter inzage lag ter griffie van de rechtbank. Van deze gelegenheid heeft de betrokkene echter geen gebruik gemaakt.
6. De betrokkene is overeenkomstig artikel 12, eerste lid, van de WAHV in de gelegenheid gesteld om op een openbare zitting zijn zienswijze nader toe te lichten. Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft de betrokkene de gelegenheid gehad het woord te voeren en zijn zienswijze nader toe te lichten. Verder heeft de kantonrechter, zo leidt het hof af uit de nadere toelichting op het hoger beroep, de betrokkene in de gelegenheid gesteld om te reageren op het (nadere) standpunt van de officier van justitie, waarbij een nieuwe feitcode is genoemd en informatie ontleend aan Google Maps (Streetview) is gepresenteerd. Indien de betrokkene zich hierdoor overvallen voelde, had hij kunnen vragen om aanhouding van de behandeling van de zaak. Dat heeft de betrokkene niet gedaan.
7. De conclusie is dat hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd niet leidt tot de conclusie dat het beginsel van hoor en wederhoor geschonden is waardoor sprake is van schending van fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging, in die mate dat geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling.
8. Hetgeen de betrokkene overigens heeft aangevoerd ter adstructie van zijn beroep op doorbreking van het appelverbod komt er in de kern op neer dat de kantonrechter tot een inhoudelijk onjuiste beslissing is gekomen. Dit kan geen grond vormen om het appelverbod terzijde te stellen.
9. De conclusie is dat het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.