ECLI:NL:GHARL:2017:2882

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
200.171.286/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheren van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Op 30 maart 2017 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een wrakingsincident. Verzoekster, handelend onder de naam [verzoekster] Assurantiekantoor, had een verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheren mr. G. van Rijssen, mr. I. Tubben en mr. G.T. de Jong. Het verzoek was ingediend door haar advocaat, mr. R.R.B. Dayala, die vanwege ziekte niet in staat was om de zitting bij te wonen. In het verzoek werd gesteld dat er onvoldoende feiten of omstandigheden waren om de wraking te onderbouwen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de argumenten die namens verzoekster zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een wettelijke grond voor wraking. De wrakingskamer oordeelde dat wraking alleen mogelijk is wanneer er voldoende onderbouwing is voor de gestelde feiten of omstandigheden. Aangezien deze onderbouwing ontbrak, werd het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard.

De beslissing om het verzoek tot wraking af te wijzen, werd genomen zonder verzoekster ter zitting te horen. De uitspraak werd gedaan door de leden van de wrakingskamer, mr. W.P.M. ter Berg, mr. D.J. Keur en mr. I.F. Clement, en werd in het openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.171.286/02
beslissing van 30 maart 2017
op het schriftelijke verzoek van:
[verzoekster] , handelend onder de naam [verzoekster] Assurantiekantoor,
wonende te [A] ,
verzoekster in het wrakingsincident,
hierna:
[verzoekster],
advocaat: mr. R.R.B. Dayala, kantoorhoudend te Amsterdam,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
mr. G. van Rijssen, mr. I. Tubben en mr. G.T. de Jong,
raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerders in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling civiel recht van het hof is onder zaaknummer 200.171.286/01 een procedure aanhangig tussen [verzoekster] en [B] .
1.2
Bij e-mailbericht van 30 maart 2017 heeft mr. R.G.E. de Vries namens mr. Dayala een (voorwaardelijk) verzoek tot wraking ingediend dat als volgt luidt:
"Op verzoek van de heer mr. R.R.B. Dayala bericht ik u middels dit schrijven dat hij en zijn cliente, beiden vanwege ziekte, niet bij machte zijn de door uw Gerechtshof geplande terechtzitting terzake het heden om 10:00 te houden mondelinge pleidooi bij te wonen. De heer Dayala en zijn cliente zullen derhalve niet ter zitting verschijnen. Gaarne verzoek ik u de zaak te willen aanhouden.Volledigheidshalve bericht ik u overigens namens de heer Dayala, dat indien de zitting niet reeds om die reden niet alsnog mocht worden uitgesteld, dit schrijven tevens te beschouwen is als een verzoek tot wraking."
1.3
De meervoudige kamer heeft het verzoek tot aanhouding van de zaak niet gehonoreerd.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
De wrakingskamer stelt vast dat hetgeen namens verzoekster en haar advocaat in het e-mailbericht van 30 maart 2017 is aangevoerd, niet de conclusie kan dragen dat sprake is van een wettelijke grond voor wraking van voornoemde raadsheren. Wraking van een rechter of raadsheer is alleen mogelijk wanneer daartoe de nodige feiten of omstandigheden worden gesteld. Nu ten aanzien van de gewraakte raadsheren elke onderbouwing ontbreekt, moet het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond worden geoordeeld. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek afwijzen zonder verzoekster ter zitting te horen.
De beslissing
De wrakingskamer van het gerechtshof:
wijst het verzoek tot wraking van mrs. Van Rijssen, Tubben en De Groot af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.P.M. ter Berg, mr. D.J. Keur en mr. I.F. Clement, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2017.