Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de verzoekster, geboren in 2000. De verzoekster, die bij haar grootmoeder woont, was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter van 18 januari 2017, die een machtiging tot gesloten jeugdhulp had verleend. De verzoekster voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de noodzaak van de gedwongen uithuisplaatsing en dat er geen gericht behandelplan voor haar was. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2017 was de verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de grootmoeder niet verscheen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster inmiddels weer bij haar grootmoeder woont en geen gebruik meer maakt van de machtiging.
Het hof oordeelde dat de GI (gecertificeerde instelling) destijds bezorgd was over de situatie van de verzoekster, maar dat de gesloten uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk was. De verzoekster had positieve ontwikkelingen doorgemaakt en het hof concludeerde dat de GI haar niet tijdig had geïnformeerd over de verdenkingen tegen een man met wie zij contact had, wat haar ontwikkeling had kunnen belemmeren. Het hof vernietigde de beschikking van de kinderrechter en wees het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdhulp af. De beslissing benadrukte het belang van goede communicatie en het opstellen van een behandelplan voor de verzoekster.