ECLI:NL:GHARL:2017:2818

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
3 april 2017
Zaaknummer
200.210.941/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de verzoekster, geboren in 2000. De verzoekster, die bij haar grootmoeder woont, was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter van 18 januari 2017, die een machtiging tot gesloten jeugdhulp had verleend. De verzoekster voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de noodzaak van de gedwongen uithuisplaatsing en dat er geen gericht behandelplan voor haar was. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2017 was de verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de grootmoeder niet verscheen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster inmiddels weer bij haar grootmoeder woont en geen gebruik meer maakt van de machtiging.

Het hof oordeelde dat de GI (gecertificeerde instelling) destijds bezorgd was over de situatie van de verzoekster, maar dat de gesloten uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk was. De verzoekster had positieve ontwikkelingen doorgemaakt en het hof concludeerde dat de GI haar niet tijdig had geïnformeerd over de verdenkingen tegen een man met wie zij contact had, wat haar ontwikkeling had kunnen belemmeren. Het hof vernietigde de beschikking van de kinderrechter en wees het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot gesloten jeugdhulp af. De beslissing benadrukte het belang van goede communicatie en het opstellen van een behandelplan voor de verzoekster.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.210.941/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/173282/JE RK 17-28)
beschikking van 30 maart 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M.J. Flach te Groningen,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord,
gevestigd te Groningen,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de grootmoeder] ,
wonende te [A] ,
verder te noemen: de grootmoeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, (hierna: de kinderrechter) van 18 januari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 maart 2017;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 9 maart 2017.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 maart 2017 plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is verschenen mevrouw
[B] . Hoewel behoorlijk opgeroepen is de grootmoeder niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
[verzoekster] , geboren [in] 2000 te [C] , is in 2002 bij haar grootmoeder gaan wonen. Het gezag over [verzoekster] berust tevens bij de grootmoeder.
3.2
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal (hierna: het college) heeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet (Jw) op 7 januari 2017 bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder ten aanzien van [verzoekster] nodig is.
3.3
Bij verklaring van 7 januari 2017V heeft de grootmoeder ingestemd met de opneming en het (gesloten) verblijf van [verzoekster] .
3.4
Op 7 januari heeft het college mondeling een verzoek ingediend strekkende tot het verlenen van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor maximaal vier weken en aansluitend een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van maximaal zes maanden. Dit verzoek is vervolgens ook schriftelijk ingediend bij de kinderrechter op 11 januari 2017.
3.5
De kinderrechter heeft, voor zover hier van belang, mondeling op 7 januari 2017 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend ten aanzien van [verzoekster] met ingang van
7 januari 2017 voor de duur van vier weken, welke beslissing schriftelijk is bevestigd op
11 januari 2017. Daarbij is ook een nadere zitting bepaald op 18 januari 2017.
3.6
Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoekster] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft op 10 januari 2017 ingestemd met het ingediende verzoek.
3.7
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [verzoekster] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en doen verblijven voor de termijn van 4 februari 2017 tot uiterlijk 4 april 2017.
3.8
[verzoekster] is geplaatst in [D] (afdeling [E] ).

4.De omvang van het geschil

[verzoekster] is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kinderrechter van 18 januari 2017. De grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoekster] verzoekt de beschikking van de (kinderrechter in de) rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 18 januari 2017 te vernietigen en het inleidend verzoek van het college alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4
[verzoekster] kan zich met de machtiging gesloten jeugdhulp niet verenigen. Zij voert aan dat tot op heden onvoldoende is aangetoond wat de noodzaak is voor de gedwongen uithuisplaatsing. Er is geen gericht behandelplan voor [verzoekster] . Behandeling bij [F] (verder te noemen: [F] ) werd aangeraden door de gedragswetenschapper maar omdat erkenning door [verzoekster] van de problematiek een vereiste is voor de geboden hulp en zij van mening is dat er geen sprake is van loverboyproblematiek en mensenhandel komt zij hiervoor niet in aanmerking. [verzoekster] is van mening dat niet is gebleken dat een gesloten uithuisplaatsing werkelijk noodzakelijk is, mede gelet op de recente ontwikkelingen waarbij [verzoekster] veel vrijheden geniet en daar geen misbruik van heeft gemaakt. Zij verblijft de volledige week bij haar grootmoeder en gaat naar haar eigen school. [verzoekster] stelt dat zij meer buiten [E] dan in [E] verblijft.
Ter zitting is gebleken dat [verzoekster] inmiddels weer geheel bij de grootmoeder woont en geen gebruik meer wordt gemaakt van de machtiging.
5.5
De GI stelt dat ten tijde van het verzoek tot de machtiging wel sprake was van de criteria voor het verlenen van een machtiging gesloten uithuisplaatsing, gezien het feit dat [verzoekster] lang contact heeft gehad met de heer [G] en ze zich niet hield aan de afspraken met [H] . De heer [G] is een 44-jarige man die bij de politie bekend is in verband met het bedreigen en onder druk zetten van mensen. Daarnaast wordt de heer [G] in de gaten gehouden door het loverboy meldpunt [I] . Toen [verzoekster] in [D] verbleef bleek dat het goed ging met haar en dat ze last had van de plek waar ze zat. Vanaf toen is de GI gaan opbouwen met vrijheden.
5.6
Het hof is van oordeel dat, gelet op het ingrijpende - vrijheidsbenemende - karakter van plaatsing in een accommodatie waar gesloten jeugdhulp wordt verleend, een dergelijke maatregel niet langer dient te duren dan strikt noodzakelijk is.
De GI maakte zich destijds zorgen over de problematiek van [verzoekster] en besloot een spoedmachtiging plaatsing gesloten jeugdhulp aan te vragen. Deze spoedmachtiging werd verleend door de kinderrechter. Vervolgens werd [verzoekster] , die toen bij de heer [G] verbleef, op 6 januari 2017 opgehaald door de politie vanwaar ze de volgende dag werd overgebracht naar [D] in [J] . Op 9 januari 2017 werd [verzoekster] onderzocht door een gedragswetenschapper. Uit dit onderzoek bleek dat er voor [verzoekster] , op dat moment, geen duidelijke argumenten waren waaruit bleek dat de heer [G] voor haar geen gezonde relatie zou kunnen zijn of waaruit bleek dat hij gevaarlijk is. Er werd veelvuldig tegen [verzoekster] gezegd dat de heer [G] niet goed voor haar is, maar waarom dat zo was, is haar niet concreet verteld. Op 18 januari 2017 is [verzoekster] gehoord door de rechtbank. Pas net voor die zitting kreeg [verzoekster] volledige informatie op schrift over de heer [G] waaruit blijkt dat hij wordt verdacht van loverboypraktijken en mensenhandel. Hierna is een gedragsverandering bij [verzoekster] te zien. Waar [verzoekster] tijdens het gesprek met de gedragsdeskundige nog als naïef werd gezien, blijkt ter zitting bij het hof dat [verzoekster] begrijpt dat haar gedrag (zich niet houden aan de afspraken en het liegen) destijds verkeerd was. Dit blijkt ook uit het feit dat ze korte tijd na de zitting bij de rechtbank een positieve ontwikkeling is gaan laten zien. Het gaat goed met haar en ze houdt zich aan de afspraken in [D] . Al snel is er een verlofplan opgesteld, te beginnen met dagdelen verlof, wat spoedig werd uitgebreid naar van zondagavond tot vrijdag verlof bij de grootmoeder thuis zodat [verzoekster] naar haar eigen school kan. Op dit moment woont [verzoekster] zelfs weer volledig thuis bij haar grootmoeder. Uit deze ontwikkeling en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat het alleszins aannemelijk is dat [verzoekster] anders gehandeld zou hebben wanneer zij vanaf het begin van de gesloten uithuisplaatsing volledig op de hoogte was gesteld van de verdenkingen met betrekking tot de heer [G] .
5.7
Het hof acht niet uitgesloten dat, als de GI [verzoekster] direct vollediger had geïnformeerd, zij deze positieve ontwikkeling eerder had kunnen doormaken. In dat geval was een verlenging van de gesloten uithuisplaatsing mogelijkerwijs niet noodzakelijk geweest en had wellicht kunnen worden volstaan met een minder verstrekkende maatregel; te denken valt aan een voorwaardelijke uithuisplaatsing. Dit geldt te meer omdat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [verzoekster] het, vóór de gesloten uithuisplaatsing, heel goed deed op school. Er was geen sprake van spijbelen en ze haalde hoge cijfers. Door de gesloten uithuisplaatsing is [verzoekster] ernstig achterop geraakt met haar schoolwerk, wat betekent dat ze nog een groot deel moet inhalen voordat ze haar examens kan afronden.
5.8
Het hof is van oordeel dat, mede gelet op de leeftijd van [verzoekster] en de gevolgen die de gesloten uithuisplaatsing op haar heeft, er geen goede afweging is gemaakt. Door [verzoekster] niet tijdig vollediger te informeren over de verdenkingen jegens de heer [G] is haar de kans ontnomen om eerder tot de inzichten te komen die zij thans heeft, en daardoor is het niet juist geweest de machtiging tot gesloten plaatsing ook vanaf 18 januari 2017 te laten voortduren; de afweging van de betrokken belangen had tot een andere aanpak en beslissing behoren te leiden. Het hof betrekt daarbij tevens in zijn overweging dat er geen duidelijk behandelplan is opgesteld voor [verzoekster] anders dan een verlofplan, zoals de GI ter zitting van het hof desgewenst heeft verklaard. Het hof is dan ook van oordeel dat de bestreden beschikking vernietigd dient te worden. Het hof voegt aan het bovenstaande wel toe dat het voor [verzoekster] van groot belang is, dat zij zich aan de gemaakte afspraken met haar opa en oma houdt. De spoedmachtiging is immers terecht verleend, hetgeen [verzoekster] in hoger beroep ook niet bestreden heeft.
5.9
Hetgeen overigens nog is aangevoerd, behoeft gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 18 januari 2017 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van [verzoekster] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, G. Jonkman en J.D.S.L. Bosch, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier en is op 30 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.