In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de partneralimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft verzocht om de alimentatieverplichting te limiteren of te beëindigen, omdat hij sinds 2011 geen inkomen meer heeft en zijn ondernemingen heeft gestaakt. De vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, heeft het verzoek van de man bestreden en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de psychische gezondheid van de man, die lijdt aan ernstige recidiverende depressies. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds 2014 geen inkomen genereert en dat hij niet in staat is om betaalde arbeid te verrichten. De rechtbank had eerder bepaald dat de man met ingang van 23 juli 2015 een bijdrage van € 90,- per maand moest betalen aan de vrouw. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man, gezien zijn situatie, niet in staat is om bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 23 juli 2015 op nihil gesteld. De beslissing is genomen op 30 maart 2017.