ECLI:NL:GHARL:2017:2706

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
29 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.182.498
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sancties voor verkeersovertredingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 28 oktober 2015 een beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie ongegrond had verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend, maar wel aanvullende informatie verstrekt op verzoek van de griffier van het hof. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat het onaanvaardbaar was dat de kantonrechter in één beslissing op meerdere beroepen van verschillende betrokkenen had beslist, wat volgens hem in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had gehandeld, aangezien de betrokkenen in de gelegenheid waren gesteld om kennis te nemen van de beslissingen en de gemachtigde niet had onderbouwd waarom de kantonrechter onterecht had geoordeeld. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af. Het hof benadrukte dat de onschuldpresumptie niet in het geding was, omdat de sancties onder de administratiefrechtelijke handhaving van verkeersvoorschriften vallen, en dat de waarborgen van artikel 6 EVRM ook van toepassing zijn op administratieve sancties, maar niet altijd in volle omvang hoeven te gelden.

Uitspraak

WAHV 200.182.498
29 maart 2017
CJIB 180577669
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 28 oktober 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Daarbij is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op verzoek van de griffier van het hof heeft de advocaat-generaal aanvullende informatie in het geding gebracht.
Na ontvangst van de aanvullende informatie, is de gemachtigde van de betrokkene in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert tegen de bestreden beslissing aan dat het met het oog op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) onaanvaardbaar is dat de kantonrechter in zaken van verschillende betrokkenen in één beslissing uitspraak heeft gedaan in plaats van in iedere zaak afzonderlijk. De betrokkenen kunnen redelijkerwijs geen kennis nemen van de beslissing zonder daarbij kennis te dragen van de zaken van andere betrokkenen.
2. Het hof stelt vast dat het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 28 oktober 2015, tevens houdende beslissing op de beroepen, veertien CJIB-nummers vermeldt, alsmede de namen van de diverse betrokkenen en de naam van de gemachtigde, die alle betrokkenen vertegenwoordigde. Het gaat om zaken waarin aan de betrokkenen een sanctie is opgelegd voor een snelheidsoverschrijding te Nieuwerbrug aan den Rijn op 17 maart 2014 of 4 april 2014. De gemachtigde heeft de beroepschriften tegen de beslissingen van de officier van justitie op de administratieve beroepen in deze zaken ingediend tussen 14 juni 2014 en 12 september 2014. Blijkens de inhoud van de beroepschriften is op vergelijkbare gronden beroep ingesteld. Het betreft derhalve zaken die zich lenen voor een gelijktijdige behandeling.
3. Het hof vermag niet in te zien op welke wijze de kantonrechter hier heeft gehandeld in strijd met het in artikel 6 van het EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. De gemachtigde heeft dit ook niet onderbouwd. De enkele omstandigheid dat betrokkenen ook kennis hebben kunnen nemen van beslissingen ten aanzien van andere betrokkenen regardeert niet artikel 6 van het EVRM.
4. De gemachtigde van de betrokkene voert verder aan dat de beslissing van de kantonrechter in ieder geval vernietigd dient te worden omdat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat artikel 6 EVRM op de onderhavige zaak niet van toepassing is.
5. Het hof stelt vast dat de kantonrechter in zijn beslissing het volgende heeft overwogen: "Naast het vorenstaande heeft de gemachtigde nog een beroep gedaan op artikel 6 EVRM en aangevoerd dat de beslissingen van de officier van justitie in strijd zijn met de onschuldpresumptie. De officier van justitie stelt echter dat de onschuldpresumptie in zaken als de onderhavige niet van toepassing is. De kantonrechter volgt de officier van justitie op dit punt nu de onschuldpresumptie een grondbeginsel van het strafrecht is en de onderhavige zaken onder de wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften vallen. Van strijd met artikel 6 EVRM is voor het overige niet gebleken."
6. Het is vaste jurisprudentie van het hof - in navolging van de Hoge Raad - dat het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van een gedraging omschreven in de bij de WAHV behorende bijlage, een criminal charge is als bedoeld in artikel 6 EVRM (vgl. ECLI:NL:GHLEE:2003:AF6252 te vinden op rechtspraak.nl). Dit brengt mee dat de betrokkene aan wie een dergelijke sanctie is opgelegd, op de voet van het tweede lid van dat artikel voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Voorts volgt uit de autonome uitleg van de term 'criminal charge' door het Europees hof voor de rechten van de mens (EHRM) dat de waarborgen van artikel 6 van het EVRM ook van toepassing zijn op administratieve sancties zoals de onderhavige. Volgens vaste rechtspraak van het EHRM behoeven in het geval van minder ingrijpende administratieve sancties wegens lichte verkeersovertredingen echter niet zonder meer alle waarborgen ten volle te gelden (zie onder meer EHRM 23 november 2006, nr. 73053/01, Jussila v. Finland).
7. De enkele omstandigheid dat in de beschikking is vermeld dat een "overtreding" is begaan vormt geen schending van de onschuldpresumptie, te meer niet nu de betrokkene in de beschikking is gewezen op de hem ten dienste staande rechtsmiddelen. Het hof begrijpt de overweging van de kantonrechter aldus dat hij -in minder gelukkige bewoordingen- tot dit oordeel is gekomen. Dit bezwaar treft derhalve geen doel.
8. Tot slot heeft de gemachtigde in hoger beroep verzocht om de eerder ingediende bezwaren als ingelast te beschouwen. De gemachtigde -professioneel rechtsbijstandverlener-heeft slechts volstaan met dit verzoek en heeft niet aangegeven dat en waarom de kantonrechter de ingediende bezwaren niet juist heeft beoordeeld. Gelet hierop kan dit verzoek, nu het geen redenen bevat die de indiener van het beroepschrift heeft om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen, niet als beroepsgrond worden beschouwd. Het is niet de taak van het hof om -anders dan in kwesties van openbare orde- ambtshalve de rechtmatigheid van de beslissing van de kantonrechter te beoordelen. Daarom kan in dit verzoek ook geen grond voor vernietiging van de beslissing van de kantonrechter worden gevonden.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
10. Het verzoek om vergoeding van proceskosten wordt afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.