ECLI:NL:GHARL:2017:2558

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.158.767
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • A. Verdoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor onverzekerd motorrijtuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 18 september 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een administratieve sanctie van € 330,- opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig. De sanctie was gebaseerd op een registercontrole van de RDW, die had vastgesteld dat het voertuig op 4 oktober 2012 onverzekerd was.

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de registercontrole in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven waarborgt. Hij stelde dat de betrokkene geen waarschuwingsbrief van de RDW had ontvangen, wat volgens hem een schending van de procedurele rechten was. Het hof oordeelde echter dat de controle van het kentekenregister geen inbreuk maakte op het privéleven van de betrokkene, aangezien alleen beperkte informatie over het voertuig beschikbaar was.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. Het hof concludeerde dat de betrokkene verantwoordelijk was voor het afsluiten van een verzekering en dat de RDW niet verplicht was om een waarschuwingsbrief te sturen voordat de sanctie werd opgelegd. De beslissing van de kantonrechter werd derhalve gehandhaafd, en de betrokkene werd niet in het gelijk gesteld.

Uitspraak

WAHV 200.158.767
27 maart 2017
CJIB 166987559
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 18 september 2014
betreffende
[betrokkene 1] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 330,- opgelegd ter zake van “voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 4 oktober 2012 met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de registercontrole, waarbij voormelde gedraging is geconstateerd, in strijd is met het bepaalde in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waarin het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven is vervat. Geen van de in het tweede lid van dat artikel genoemde uitzonderingsgronden, in welk geval inmenging van het openbaar gezag op genoemd recht mogelijk moet worden geacht, is hier aan de orde. De gemachtigde wijst in dit verband op het door hem bijgevoegde advies van de Raad van State ter zake van ANPR (Automatic NumberPlate Recognition), waarmee de registercontrole - aldus de gemachtigde - grote gelijkenis vertoont. De gemachtigde is van mening dat registercontroles als de onderhavige niet noodzakelijk zijn, in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel en bovenmatig zijn.
Daarnaast voert de gemachtigde aan dat de betrokkene voorafgaand aan voormelde pleegdatum geen waarschuwingsbrief van de RDW heeft ontvangen, hoewel de verzending daarvan volgens een persbericht van de RDW wel vaste praktijk is. De betrokkene mocht vertrouwen op de door de RDW verstrekte informatie en had die brief derhalve wel mogen verwachten alvorens de sanctie werd opgelegd, aldus de gemachtigde. Een en ander moet in zijn optiek leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking.
3. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat niet wordt betwist dat voornoemd voertuig op 4 oktober 2012 onverzekerd was, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
4. Met betrekking tot het beroep van de gemachtigde op artikel 8 van het EVRM overweegt het hof als volgt. Op grond van artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft eenieder recht op bescherming van zijn familie- en gezinsleven. Hierop is geen inmenging toegestaan, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
5. Het hof stelt vast dat bij raadpleging van het kentekenregister enkel informatie kan worden verkregen over een voertuig met een bepaald kenteken. De uit het kentekenregister kenbare informatie is beperkt tot de tenaamgestelde van het kenteken en de vraag of het voertuig al dan niet verzekerd is en met ingang van welke datum. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat bij de uitgevoerde controle van het kentekenregister zodanige gegevens worden verstrekt dat daardoor het recht van de betrokkene op respect van zijn privéleven is geschonden of sprake is van inmenging in de uitoefening van dit recht als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Reeds om die reden treft het verweer geen doel.
6. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de stelling van de gemachtigde, dat registercontroles als de onderhavige veel gelijkenis vertoond met de ANPR, niet gevolgd kan worden. Die stelling maakt het voorgaande derhalve niet anders.
7. Ten aanzien van de stelling van de gemachtigde dat de RDW gehouden was een waarschuwingsbrief aan de betrokkene te sturen voordat de sanctie werd opgelegd, overweegt het hof het volgende. Artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verplicht de kentekenhouder een verzekering overeenkomstig die wet af te sluiten en in stand te houden voor motorrijtuigen waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven. Wat er ook zij van de verplichting van de RDW om een waarschuwingsbrief aan de betrokkene te sturen, zulks heft de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene dienaangaande niet op. Dat de RDW kennelijk dergelijke brieven aan bezitters van onverzekerde voertuigen heeft gestuurd en deze werkwijze in een persbericht heeft uitgedragen, maakt niet dat de betrokkene daar de gerechtvaardigde verwachting aan kon ontlenen dat hem geen sanctie zou worden opgelegd dan nadat hem een waarschuwing was gezonden.
8. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen grond voor het oordeel dat de sanctie achterwege moet blijven of gematigd moet worden. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.