ECLI:NL:GHARL:2017:2445

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.190.553
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Anjewierden
  • mr. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 12 november 2015 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar de gemachtigde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

De beoordeling van het hof richt zich op de vraag of het hoger beroep tijdig is ingesteld. Volgens artikel 14, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) moet het hoger beroep binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing worden ingesteld. Het hof concludeert dat de beslissing van de kantonrechter niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, omdat deze niet naar het adres van de gemachtigde is verzonden. Hierdoor is de termijn voor het instellen van het hoger beroep niet aangevangen, en is het hoger beroep tijdig ingesteld.

Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de verplichting om betrokkenen uit te nodigen voor de zitting waarop de beslissing wordt uitgesproken. Het hof stelt vast dat er geen verplichting bestaat om de betrokkene of diens gemachtigde uit te nodigen voor de uitspraak, maar dat er wel een afschrift van de beslissing naar de partijen moet worden verzonden. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingesteld, maar het hof bevestigt dat de beslissing van de kantonrechter terecht is.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.190.553
23 maart 2017
CJIB 182666015
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 12 november 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:24, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden.
2. Het bepaalde in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb brengt mee dat eerst van bekendmaking op de voorgeschreven wijze sprake is, indien de mededeling naar het juiste adres - waarbij het door de betrokkene opgegeven adres leidend is - is verzonden.
3. Indien een gemachtigde namens de betrokkene in een procedure als de onderhavige optreedt, dienen de stukken op grond van het bepaalde in artikel 6:17 van de Awb in ieder geval naar de gemachtigde van de betrokkene te worden gezonden.
4. Uit de stukken blijkt niet dat de beslissing van de kantonrechter ook is verstuurd naar het adres van de gemachtigde. Gelet op het voorgaande is de beslissing van de kantonrechter niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt, zodat de onder 1. bedoelde termijn niet is aangevangen. Het hoger beroep is derhalve tijdig ingesteld, zodat de betrokkene in het hoger beroep kan worden ontvangen.
5. De gemachtigde heeft aangegeven niet te zijn opgeroepen voor de uitspraak op 12 november 2015. De betrokkene is opgeroepen voor de zitting van 29 oktober 2015 waar de zaak mondeling is behandeld. De betrokkene is hier ook verschenen. In artikel 13, tweede lid, WAHV is geregeld dat de beslissing van de kantonrechter op een openbare zitting moet worden uitgesproken. Er is geen verplichting om de betrokkene of diens gemachtigde daarvoor uit te nodigen. Uit artikel 13, derde lid, WAHV volgt dat van de beslissing een afschrift moet worden verzonden aan partijen.
6. De kantonrechter heeft het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingesteld.
7. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden.
8. De beslissing van de officier van justitie is blijkens de stukken op 18 september 2014 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 30 oktober 2014. Het beroepschrift is gedateerd 8 juni 2015 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 9 juni 2015 door de CVOM ontvangen. Het beroep is dus niet tijdig ingesteld.
9. De gemachtigde voert aan dat hij eerder beroep heeft ingesteld. De stukken van het geding houden niets in, waaruit zou kunnen blijken, dat kort na 18 september 2014 een beroepschrift van de betrokkene is ontvangen. In beginsel aanvaardt degene die per gewone post een stuk verzendt het risico dat hij niet over een schriftelijk bewijs van verzending beschikt. Het ligt dan op zijn weg om op andere wijze aan te tonen dat de verzending (tijdig) heeft plaatsgevonden. De betrokkene heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan dit aannemelijk is geworden. Daarom moet worden uitgegaan van het buiten de beroepstermijn ontvangen beroepschrift van 9 juni 2015. De kantonrechter heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal deze beslissing dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.