4.3De man voert verweer en is op zijn beurt met drie grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De grieven zien op de zorgregeling, de bijdrage voor de kinderen, de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man. De man verzoekt het hof in het principaal hoger beroep, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep van de vrouw af te wijzen, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen in die zin dat de delen van de beschikking waarvan hij in incidenteel hoger beroep vernietiging vraagt wel worden vernietigd, maar dat het overige deel van de beschikking in stand blijft. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de man het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
1. de zorgregeling, zoals door de rechtbank bepaald, wordt gehandhaafd, met dien verstande dat [kind 2] en [kind 3] gedurende de weekdagen bij hem zijn en bij de vrouw twee weekenden op rij van vrijdag 15.30 uur (de vrouw haalt) tot zondag 17.00 uur (de man haalt), een weekend bij hem aansluitend op de week bij hem en een weekend van vrijdag 15.30 uur (de vrouw haalt) tot zaterdag 13.00 uur (de man haalt) en van zondag 13.00 uur (de man brengt) tot 20.00 uur (de man haalt) bij de vrouw, waarbij alle vakanties en bijzondere dagen tussen partijen, in onderling overleg, worden verdeeld, zonder dat rekening behoeft te worden gehouden met de gesteldheid van de vrouw, waarbij een symbolische dwangsom van € 50,- zal worden verbonden, aan elke keer dat de vrouw de omgang tussen de man en [kind 1] niet nakomt met een maximum van € 10.000,- althans een zodanig bedrag als het hof juist acht;
2. de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten aanzien van de kinderen op nihil wordt vastgesteld, althans op een zodanig bedrag als het hof juist acht, wegens het ontbreken van draagkracht bij hem, althans door het aanwezig zijn van extra draagkracht bij de vrouw, althans het bedrag aan zorgkorting ten aanzien van de man (inzake [kind 1] ) wordt verhoogd, nu de vrouw de zorgregeling ten aanzien van [kind 1] en hem welbewust niet nakomt, althans met ingang van de datum verzoekschrift inzake de scheiding, althans de datum van de bestreden beschikking, althans de datum van het (incidenteel) hoger beroep, althans een zodanige datum als het hof juist acht;
3. de door de vrouw verzochte bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud wordt afgewezen, althans wordt vastgesteld op nihil, door het ontbreken van lotsverbondenheid tussen partijen, althans door het ex artikel 1: 399 van het Burgerlijk Wetboek grievende gedrag van de vrouw, althans te bepalen op een zodanig bedrag als het hof juist acht en redelijk voorkomt door het feit dat de vrouw haar behoefte onvoldoende heeft aangetoond, althans zelf de draagkracht heeft om in haar behoefte (deels) te voorzien, althans dat hij niet langer de draagkracht heeft om de vrouw (deels) in haar behoefte te voorzien, alles met ingang van 3 augustus 2015, althans met ingang van 25 mei 2016 (de datum van het incidenteel hoger beroep), althans een datum als het hof juist acht.