ECLI:NL:GHARL:2017:2299

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
WAHV 200.169.467
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Keren op autoweg bij tankstation en de juridische definitie van keren

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2017, gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 360,- opgelegd gekregen voor het keren op een autoweg, een gedraging die zou zijn verricht op 5 juli 2013 op de N33 te Nijlande. De kantonrechter verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond, waarna de gemachtigde van de betrokkene in hoger beroep ging en verzocht om vergoeding van kosten.

De betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en voerde aan dat hij bij een tankstation had gekeerd, niet op de autoweg. De gemachtigde betoogde dat de tariefmatige afdoening van gedragingen in WAHV-zaken in strijd is met het recht, omdat er rekening gehouden moet worden met de omstandigheden van de persoon en het incident bij het bepalen van de hoogte van de sanctie. Het hof oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aan de juistheid van deze verklaring twijfelen.

Het hof concludeerde dat de betrokkene de N33 in tegengestelde richting was opgereden, wat volgens artikel 43 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) als keren op een autoweg wordt beschouwd. De uitleg van de term 'keren' is afhankelijk van spraakgebruik en feitelijke omstandigheden. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de sanctie. De beslissing van de kantonrechter werd derhalve bevestigd.

Uitspraak

WAHV 200.169.467
20 maart 2017
CJIB 173742036
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 21 april 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 360,- opgelegd ter zake van “op autoweg keren”, welke gedraging zou zijn verricht op 5 juli 2013 om 10.36 uur op de N33 te Nijlande met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. De gemachtigde voert hiertoe aan dat de betrokkene gekeerd heeft bij een tankstation en niet op de autoweg. Voorts is de regel die de kantonrechter geeft omtrent de tariefmatige afdoening van gedragingen in WAHV-zaken in strijd met het recht omdat het gaat om een punitieve sanctie en daarom met omstandigheden rond de persoon en het incident rekening moet worden gehouden bij de bepaling van de hoogte van de sanctie, aldus de gemachtigde.
3. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Betrokkene reed richting Rolde en keerde bij hectometerpaal 11,1 oprit onbemande tankstation (N33). Betrokkene reed vervolgens richting Assen. Betrokkene keerde voor een rijtje auto's. Voorste auto was een vrachtwagen.”
5. Uit de stukken van het dossier leidt het hof af, dat de betrokkene het voor hem aan de rechterzijde van de N33 gelegen tankstation heeft verlaten door middel van het oprijden van de invoegstrook en dat hij de N33 in tegengestelde richting is opgereden.
6. Artikel 43, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) houdt, voor zover hier van belang in, dat het bestuurders verboden is op een autoweg hun voertuig te keren.
7. Noch in artikel 1 RVV 1990 noch in de wetsgeschiedenis wordt omschreven wat onder "keren" moet worden verstaan. De uitleg van deze term zal derhalve mede afhangen van wat daaronder in het spraakgebruik wordt verstaan, alsmede van de feitelijke omstandigheden van het geval. Raadpleging van Van Dale leert dat onder "keren" onder meer wordt verstaan "wenden, draaien, omdraaien" in de zin van "in tegenovergestelde stand brengen".
8. Onder invoegen in verkeerstechnische zin is te verstaan: zich met zijn voertuig inpassen in een rijdende verkeersstroom - (in het bijzonder) van de invoegstrook op de links daarvan gelegen rechter rijstrook van een snelweg of autoweg rijden (vgl. Van Dale).
9. Nu de betrokkene via de bij de autoweg behorende invoegstrook, in plaats van in te voegen op de links daarvan gelegen doorgaande rijbaan van de autoweg, de doorgaande rijbaan is overgestoken en vervolgens in de tegenovergestelde richting is gereden, is er naar het oordeel van het hof sprake van keren op een autoweg in de zin van het RVV 1990. Naar de overtuiging van het hof is derhalve komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
10. De stelling van de gemachtigde dat door de tariefmatige afdoening van gedragingen in WAHV-zaken bij de hoogte van de opgelegde sanctie geen rekening wordt gehouden met de omstandigheden van het concrete geval, is onjuist. De rechter kan onder de WAHV rekening houden met de omstandigheden van het concrete geval. In artikel 9, tweede lid onder b, van de WAHV is voorzien in de mogelijkheid te oordelen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel te bepalen dat een lager bedrag van de administratieve sanctie moet worden vastgesteld op basis van de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert. Uit de wetgeschiedenis volgt dat de in hoge mate tariefmatige afdoening van gedragingen als bedoeld in artikel 2 WAHV meebrengt dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts in het geval van uitzonderlijke omstandigheden bestaat er aanleiding voor het matigen of op nihil stellen van de sanctie. Dergelijke omstandigheden zijn het hof niet gebleken.
11. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.