Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) werd gewijzigd. De moeder, die alleen belast is met het gezag over haar kind, verzoekt het hof om de aanwijzing van de GI, die de frequentie van de omgang met haar kind had beperkt, vervallen te verklaren. De GI had de omgang van eenmaal per drie weken beperkt tot eenmaal per zes weken, wat de moeder niet kon accepteren. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2017 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de moeder, haar advocaat, vertegenwoordigers van de GI en de pleegouders. Het hof oordeelt dat de GI niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de voorbereiding van de aanwijzing en dat er onvoldoende duidelijkheid is gegeven aan de moeder over wat van haar werd verwacht. Het hof concludeert dat de omgang niet zodanig negatief is voor het kind dat deze beperkt moet worden. De bestreden beschikking wordt vernietigd en de schriftelijke aanwijzing van de GI wordt alsnog vervallen verklaard. De beslissing is op 14 maart 2017 uitgesproken in het openbaar.