ECLI:NL:GHARL:2017:2162
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- A. Stoop
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen een beslissing van de officier van justitie inzake een boete
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 24 maart 2015. De zaak betreft een beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat het openbaar ministerie niet bevoegd was om bezwaren tegen boetes te behandelen, maar het hof oordeelde dat deze stelling geen beroepsgrond vormde. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
Het procesverloop begon met een inleidende beschikking van 29 juli 2013, waarbij aan de betrokkene een sanctie werd opgelegd. De gemachtigde van de betrokkene heeft op 6 september 2013 beroep ingesteld, maar zonder de benodigde gronden te vermelden. De officier van justitie heeft de betrokkene in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar dit is niet tijdig gebeurd. De officier van justitie verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat door de kantonrechter werd bevestigd.
Het hof concludeerde dat de kantonrechter terecht oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat de betrokkene niet had voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot het indienen van gronden. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd, en het hof benadrukte dat de stelling van de gemachtigde over de bevoegdheid van het openbaar ministerie niet als een geldige beroepsgrond kon worden aangemerkt.